dinsdag 18 maart 2014

Hoofdstuk 11

Het is eindelijk zover. Het nieuwe huis is vrij en ik haal de sleutels op bij de woningstichting. Mijn vader heeft alle schildersspullen al uit de kelder gehaald en met kwasten, verf en witkalk gaan we aan de gang.
Het is een hele klus, dat schilderen en daarbij nog een verschrikkelijk warme periode. Toch kunnen we binnen een paar weken over. Mijn vader kent het klappen van de zweep. Mijn ouders hebben zo hard gewerkt dat je beter kunt zeggen dat ik heb meegeholpen. Het hele huis is wit geschilderd. Rachel en Rina hebben ook in de tijd die ze vrij konden maken flink hun best gedaan. Verhuizen kunnen we niet zelf. Dat wordt zo’n gesjouw met al die trappen vanaf twee flats op de tweede verdieping. Ik krijg de verhuiskosten van mijn ouders cadeau. En dat is niet het enige. Ze stoppen me regelmatig een extraatje toe dat goed van pas komt.
Aan de voorkant onder het nieuwe appartement zijn garages op de begane grond. Aan de achterkant hebben de bewoners van de eerste verdieping een tuintje omdat het talud waarop de flat is gebouwd oploopt. Er komt een grote verhuiswagen met een lift waarmee de meubeltjes vanaf de voorkant over het balkon kunnen. In een ochtend zijn we over.
Als ik de voordeur uitkom en over het balkon loop naar het trappenhuis, ligt de grote waterplas voor me. Met surfplanken wandelen wat jongeren uit de buurt naar het strandje dat bij de weg aansluit. Er staan jonge platanen parallel aan de flat in een grasstrook tussen de flat en de laagbouwwijk ertegenover, een woonerf met eengezinswoningen. Aan de achterkant heb ik, vanaf een balkon over de hele breedte van het huis, een vrij uitzicht over een groot grasveld en daarachter een weelderig begroeid braakliggend terrein. Later zal daar een snelweg komen, maar dat terrein ligt redelijk ver  achter de groenstrook die over zal blijven. Een fietstunneltje onder de toekomstige snelweg door verbindt mijn wijk met het volgende, dat aansluit bij hetzelfde natuurgebied.
Vriendinnen en medestudenten zijn langs geweest en hebben onze thuisplek  bekeken en ingewijd. De jongens hebben het hier ook prima naar hun zin.
Ik zit aan de keukentafel te schrijven. De keuken is groot en er is ruimte genoeg voor een tafel met vier stoelen. In de kamer onder het raam staat een divan en in de andere hoek van de kamer staat de TV. Zo kunnen de kinderen en ik gescheiden onze dingen doen: de jongens TV kijken en ik lekker languit op de divan leren of lezen en in de keuken aan tafel mijn huiswerk maken. De jongens hebben een mooie eigen kamer. De hele zomervakantie geniet ik intens van mijn nieuwe huis. Op het balkon is voldoende ruimte om in het zonnetje te liggen, maar soms is het zo heet dat ik aan de voorkant bij de voordeur op de galerij een stoeltje zet in de schaduw. Het is daar ook wat koeler door de wind die over de plas in de richting van de flat waait. Ik kan zo de deur uitlopen met een matje onder de arm om een poosje aan het water te zitten. Er wordt gezwommen en gewindsurft. Toch is het niet overvol met bezoekers. Ik ben geen waterrot, maar laat me af en toe verleiden een beetje te zwemmen. Wat een vakantieoord.
Mijn gehandicapte nichtje dat zes weken na mij aan het eind van de oorlog is geboren komt ook op bezoek. Ze werkt in een verzorgingshuis op de administratie. We zitten gezellig samen op het balkon en ze vertelt over haar werk. Er worden in het huis activiteiten georganiseerd voor de bewoners en het is de bedoeling dat meer uit te breiden. Er is een vacature activiteitenbegeleiding.
“Goh,”  zeg ik, “Zou dat iets voor mij zijn. Ik wil graag een baantje.”
“Het is maar voor acht uur in de week”, zegt mijn nichtje.
“Dat maakt niet uit. Het is in ieder geval een begin en veel meer tijd zal ik niet hebben naast het leren.”
Ze stelt me voor te solliciteren. Het zou heerlijk zijn als ik er zo in kon rollen want er is nog steeds volop werkeloosheid en het is niet zo eenvoudig werk te krijgen.
Ik schrijf een sollicitatiebrief en krijg een uitnodiging voor een gesprek. Ik voel me erg nerveus. Het moet natuurlijk ook allemaal te combineren zijn met mijn school.  Na het behalen van mijn Mavodiploma zou ik een MBO opleiding arbeidstherapie kunnen gaan doen. Ik heb daarover informatie ingewonnen en zie het al helemaal zitten. Als ik aangenomen zou worden, heb ik meteen een stageplek voor het daaropvolgende seizoen.
De directeur vraagt me of ik dat allemaal wel aankan. Het is hem bekend dat wanneer een man in één jaar een echtscheiding achter de rug heeft en moet verhuizen, er dan niet zoveel bij hoeft te komen om overspannen te raken.
“Ja”, antwoord ik,” dat zou best kunnen, maar ik ben geen man.”
Hij lacht en ik mag komen voor acht uur in de week. Ze zullen met de schooltijden rekening houden.

Iedere maand moet ik weer briefjes invullen voor de uitkering van de sociale dienst om mijn doen en laten te verantwoorden. Iedere keer opnieuw wordt me gevraagd van wie ik gescheiden ben en moet ik naam en toenaam van mijn ex invullen, alsof ze dat nu nog niet weten. Onzinnig lijkt het me. Ik heb geen idee waar het voor nodig zou kunnen zijn. Het maakt alle weerstanden in mij los. Wat zal het fijn zijn als ik daar helemaal vanaf ben en een volledige baan heb.
Mijn energie is na de vakantie weer honderd procent. Gelukkig maar, want het is hard werken.
Tom heeft zijn Mavodiploma op zak en is nog steeds van plan vrachtwagenchauffeur te worden. Hij is geen achttien en kan dus zijn rijbewijs nog niet halen. We informeren naar alle mogelijkheden die er zijn en we besluiten dat hij een kopklas automonteur gaat doen. Dat kan hem ook als chauffeur altijd van pas komen. Gaande de weg komt Tommy tot de conclusie dat hij de opleiding die we samen uitzochten, niet ziet zitten en ik vrees het ergste.
Mark kan goed leren, maar hij laat het er behoorlijk bij zitten.  Mark is al veel eerder tegendraads dan Tom op die leeftijd. Ze luisteren steeds minder naar wat ik wil en denk dat goed voor ze is. Ze gaan hun eigen gang. Nee, ik denk niet dat extra aandacht daar nog iets aan zal veranderen. Het kost me veel energie die puberende jongeren op de rails te houden.
Ze krijgen al een hele tijd kleedgeld, omdat ze  geen genoegen meer nemen met de dingen die ik voor ze wil kopen. Om ruzie te voorkomen en ze te leren hoe duur alles is, hebben we gezamenlijk een bedrag afgesproken voor kleding, zodat ze daar zelf voor kunnen zorgen. Mark krijgt steeds meer noten op zijn zang en is erg gericht op de specifieke kleding die hij wil dragen. Hij heeft meer kleedgeld nodig. Ik denk dat het bedrag inderdaad maar eens herzien moet worden. Zoveel is het niet.
Zakgeld krijgen ze iedere week van hun vader, maar dat is ook niet al teveel. De jongens vertellen me dat hij dan uitgebreid in de kantine van de voetbalvereniging zijn portemonnee trekt en voor het oog van de hele goegemeente het zakgeld uitdeelt. Wil hij daarmee te koop lopen en duidelijk maken dat hij een goede vader is?
Mark heeft hem ook om opslag gevraagd, maar Peter heeft het idiote idee dat hij eerst een vriendinnetje moet hebben voor hij opslag krijgt. Op zulke momenten zou ik graag eens een hartig woordje met hem wisselen. 
Het is iets rustiger voor mij nu we in het nieuwe huis wonen, maar ik krijg nog genoeg verhalen te horen die me verontrusten. De overlast voor mijn ouders blijft maar voortduren en de verhalen van de jongens liegen er niet om.

Omdat ik de eerst klas van de driejarige opleiding heb overgeslagen,  begin ik aan mijn tweede en laatste seizoen op de drie jarige Mavo voor volwassenen met een parttimebaan van acht uur.
Marian, de fulltimer met wie ik samen moet gaan werken, neemt me de eerste werkdag mee en laat me het hele verzorgingshuis zien. Een groot en mooi gebouw. Er wonen ongeveer 350 ouderen. Op de vijfde en bovenste verdieping is onze werkplek, De Korf een grote L-vormige ruimte. Aan de lange kant zijn ramen en daarlangs staat een rij tafels en stoelen.
Op vrijdagmorgen komt een groep bewoners handwerken onder het genot van een kopje koffie. Langs de wand staan kasten. In het brede maar kortere gedeelte van de ruimte is een aanrecht, een bar als afscheiding en een biljarttafel met een afdekblad die als werktafel wordt gebruikt. Marian legt me alles uit en ik zal samen met haar twee dagdelen gaan werken. Vrijdagmorgen met de handwerkgroep en een andere ochtend of middag voor allerlei voorkomende activiteiten en werkzaamheden.
Er moet veel handwerk worden afgewerkt, want dat wordt niet door de deelnemers gedaan. Velen willen of kunnen dat niet doen vanwege handicaps. Breien gaat nog wel als je slecht ziet en de routine er nog inzit, maar als de gevoeligheid in je vingers het ook begeeft, kun je niet meer met naald en draad werken. En zo lossen wij de probleempjes op waar de mensen tegenaan lopen. Steken ophalen, koffie en thee schenken, gesprekken voeren en licht dementerenden geruststellen als ze naar huis willen omdat de kinderen uit school komen. Het is leuk werk en ik ga er met plezier naartoe.
Op school wordt het niet makkelijker. De baan erbij is leuk, maar slokt ook extra tijd op. Ik heb een ander autootje. Het DAFje was zo duur in het benzine verbruik. Ik heb hem in kunnen ruilen en met behulp van mijn ouders een ander autootje gekocht, maar nu kan ik er niet mee weg, de band staat plat. Ja dat kan natuurlijk. Maar?...
Is het misschien een andere manier die Peter vond om me lastig te vallen. Ik denk er verder maar niet over na, dat heeft geen enkele zin en pak de fiets.  Tijd om de band te verwisselen heb ik niet meer.
In de garage krijg ik later te horen dat er een grote scheur in zit, dwars door de buitenband heen. Het moet met een scherp voorwerp, zoals een mes, zijn gebeurd. Ja doe daar maar wat mee. Ik moet gewoon een andere band hebben.
Voor de kerst staat Peter voor de deur met een grote schaal salade. De jongens weten ervan. Hij werkt niet meer en is daar waarschijnlijk niet meer toe in staat. Af en toe helpt hij in een cafetaria. Tommy gaat naar beneden om het aan te nemen van zijn vader. Ik sta wat onwennig naar de schaal te kijken en probeer mijn emoties te laten voor wat ze zijn. De kinderen lusten hem graag.
In januari als het heel koud is, start de auto niet en maakt een vreselijk geluid. Ik durf niet door te starten en bel mijn garagemannetje. Als hij komt opdagen neemt hij mijn trouwe viervoeter mee op sleeptouw. Later blijkt dat er water in de tank zit…

De relatie met Peter is doorspekt met onvoorspelbaarheden en regelmatig komt hij bij mijn ouders over de vloer om zijn verontschuldigingen aan te bieden als hij weer herrie heeft geschopt. Dan geeft mijn moeder hem maar weer een kopje koffie voor de goede orde en ze gaat daarmee waarschijnlijk over haar eigen grenzen heen. Ze weet geen andere oplossing. Mijn vader probeert hem op een afstand te houden en is het niet altijd met haar houding en de kopjes koffie eens. Ze hebben zo langzamerhand hun hele huis vol liggen met spijtbetuigingen.
Mijn moeder raakt helemaal van slag. Ze kan er niet meer tegen. Nu heeft ze een paar mieren in de keuken ontdekt en is helemaal van de kaart. Als een klein hoopje mens is ze in elkaar gekropen en weet niet waar ze het zoeken moet van ellende. Snikkend verteld ze dat ze weg wil. Ze kan het hier niet meer uithouden. Ze heeft in dit huis al genoeg ellende meegemaakt. Zo kan ze niet verder.
Hoe gaan we dit nu weer aanpakken? Het huis verkopen en verhuizen? Voor huren zijn hele wachtlijsten.  Een ander huis kopen? Dan moeten ze toch eerst hun eigen huis kwijt zien te raken.
Ik kan een urgentieverklaring voor haar aanvragen en ga naar de GG en GD voor de nodige papieren die we invullen en inleveren. Binnen twee weken is de toezegging in huis en daarmee worden mijn ouders ingeschreven voor een ander woning. Een flat?
“Ja, ook goed als ik maar weg ben,” zegt mijn moeder. Maar wij hameren erop dat ze het er wel naar haar zin moet hebben, anders zijn we misschien nog verder van huis.
“Maar ik heb het vroeger toch ook altijd prima naar mijn zin gehad in ons flatje in Arnhem zuid.” zegt ze.
Intussen wordt het huis te koop aangeboden. Ze willen het zo snel mogelijk kwijt.

’s Avonds word ik opgebeld.
“O El, er is een grote steen door de ruit gegaan, alles ligt vol glas .” Mijn moeder is helemaal overstuur.
“Ik kom eraan.”
Als ik arriveer is mijn moeder van streek en mijn vader boos. Intussen heeft ze het glas al opgeruimd en ik bel een herstelbedrijf. Die komen met een grote glasplaat die er voorlopig tegenaan wordt geplakt. De maten worden opgenomen. En dan staat Peter voor de deur om te zien wat er is gebeurd… Lacht hij nu in zijn vuistje? Wil hij voorkomen dat het huis verkocht wordt? Wat denkt hij, wat voert hij in zijn schild?
Als Peter weer naar boven is en de gemoederen wat gesust zijn, ga ik naar huis.
Na een paar weken komt er een brief met een eerste aanbieding voor een huurflat, niet zover bij mij vandaan in zuid. Een grote maisonnette flat op de tweede verdieping. De woonruimte in het appartement is vergelijkbaar met mijn huis. Mijn ouders zien het helemaal zitten.
Peter wil het huis wel kopen. Heeft die steen door de ruit daar iets mee te maken? Het huis wordt zwaar onder de prijs aan hem verkocht en mijn moeder is opgelucht.
Er moet weer gewit, geschilderd en verhuisd worden. En dan krijgt mijn vader een liesbreuk. Ondanks de pijn gaat hij op een lager pitje door met werken in het nieuwe appartement. Rina en ik doen wat we kunnen. Na verloop van tijd gaan ze over en wordt mijn vader geopereerd.
We slaken een zucht van verlichting. Er is veel spanning verdwenen.  Mijn moeder heeft het prima naar haar zin, een kamertje voor de naaimachine, mijn vader een grote hobbykamer waar hij zijn vele activiteiten kan botvieren en genoeg kasten om alles in op te bergen. Dan koopt Rina een huis. Ze vertrekt enkele maanden later.

De lerares Frans heeft een reisje gepland naar Parijs. Ik reken er al helemaal op dat ik niet mee kan vanwege het werk dat ik er nu bij heb, maar het loopt allemaal soepel en ik kan vrij krijgen. Met alle vrouwen Frans stap ik in de bus naar Parijs. Rachel zit ook in die klas en het wordt een ware belevenis.  We slapen in een soort jeugdherberg vlakbij de Notre Dame. We bezoeken Centre Pompidou, het Louvre, eten in leuke restaurantjes en gaan ook naar het huis van Rodin. Daar geniet ik nog het meeste van. Maar moe, moe! We lopen hele einden door Parijs. Ik heb geen voeten meer over en als we even stilstaan en ik de gelegenheid vind, ga ik languit op de stoep liggen met mijn benen omhoog tegen een muurtje. Rietje is zo vrolijk en met armen wijd uitgespreid  kan ze zich af en toe niet beheersen en danst draaiend en springend door de stad. Rachel en ik hebben het grootste plezier om die groep uitgelaten vrouwen waar we zelf ook deel van uitmaken.
Dan missen we plotseling twee vrouwen. Een paar medestudenten denken dat ze op een of andere manier een afspraak gemaakt hebben met mensen die ze ontmoet hebben, maar ze zijn daar niet echt duidelijk over geweest. Ze komen ook later in de herberg niet opdagen. Iedereen is in rep en roer. Ankie, de docente voelt zich verantwoordelijk en kan dit ‘grapje’ niet waarderen. Je zou van volwassen vrouwen toch wat meer sociaal gedrag verwachten. Gelukkig zijn ze de volgende morgen aan het ontbijt toch weer aanwezig. We vertellen hen wel dat ze ons op zijn minst hadden moeten waarschuwen
1978-1982

De kinderen worden groter. Tommy is een rustige puber. Mark en Peter botsen geregeld.
Als we aan tafel zitten kan Mark erg dwars naar zijn vader reageren. Hij voelt zich vaak onrechtvaardig behandeld door Peter. Helaas moet ik het vaak met Mark eens zijn en kan de methoden van Peter, die zich eerder nooit ergens mee bemoeide, niet volgen. Soms schiet hij geweldig uit zijn slof vanwege een onbenulligheid, net zoals hij dat ook tegen mij kan doen. Voor de goede orde wil ik er niets van zeggen als Peter hem onder het eten naar zijn kamer stuurt. Mark is dan woedend en loopt huilend en stampvoetend de trap op. Na een tijdje wil Peter dat ik hem terughaal om te eten. Ik weiger en zeg dat hij het zelf moet regelen met Mark.
Ik  probeer hem regelmatig duidelijk te maken als de kinderen er niet bij zijn dat ik het niet eens ben met  zijn zienswijze en de strafmaatregel, maar het is een onbegonnen zaak. 
Nu is het zo geweldig uit de hand gelopen. Peter lijkt steeds agressiever te worden. In zijn boosheid grijpt hij een vork van tafel die rakelings langs Mark heen scheert. Ik ben des duivels en sta rechtop aan tafel. Mijn ogen schieten vuur. Ik ben zo helder aanwezig en weet precies wat ik zeg. Hij heeft zich nooit met de opvoeding bemoeid en dat hoeft hij nu ook niet meer te doen en zeker niet op deze manier. Ik kan de opvoeding van de kinderen zelf  wel aan. Hij heeft altijd gezegd: ‘wie ze krijgt mag ze houden’. Hij moet met zijn vingers van de kinderen afblijven. Hij hoeft zoiets nooit meer te flikken. Ik voel vlammen van boosheid uit mijn ogen schieten. Ik sta te trillen van kwaadheid en kom tot de ontdekking dat er nog een persoonlijkheid in mij schuilgaat. Iemand die zich niet laat onderdrukken, die genoeg kracht over heeft om dingen te veranderen. Ondanks de angst die ik voor Peters agressie heb, sta ik daar plotseling als een furieuze moeder die zich niets af laat pakken. Een zelfbewuste vrouw die het anders wil.
Peter is kennelijk geschrokken. Hij reageert niet en gaat naar zijn werk. Ik wordt me bewust dat ik een beter leven op kan bouwen voor de kinderen en mezelf.

De problemen stapelen zich op. Voelt Peter mijn drang naar zelfstandigheid? We groeien verder uit elkaar. Vrijen wordt een steeds groter drama. Hij dwingt me vloekend en met kracht regelmatig tot dingen die ik niet wil. Als zijn eigendom heb ik maar te beantwoorden aan zijn wil. Hij drinkt meer en is daardoor niet helemaal capabel om te vrijen. waardoor de vrijpartijen complete verkrachtingen worden. Dan voel ik me ziek, misselijk en vernederd. Vaak lig ik te huilen wanneer hij allang daarna in slaap is gevallen.
Ik dagdroom steeds vaker over een goede relatie met aandacht, respect en vooral liefde voor elkaar. Ik begin te flirten en in mijn denken en dromen is ieder ander beter dan Peter. Ik neem aan dat zulke flirtpartijen hem niet ontgaan. Ik begrijp aan zijn woorden en vragen dat hij me ’s nachts, wanneer hij vermoedt dat ik droom, uit probeert te horen. Overdag stelt hij me op een slinkse manier vragen om me een bekentenis af te dwingen. Af en toe word ik middenin de nacht wakker doordat hij voorzichtig probeert me aan te randen. Hij komt op allerlei ongeregelde tijden tussen zijn werk door naar huis en laat steeds meer zijn eigendomsrecht gelden door me geboden en verboden op te leggen die me aan hem moeten binden. Hij stikt bijna in zijn jaloezie en mij staat het water aan de lippen. We hebben elkaars leven tot een hel gemaakt.


   Ik ben het meer dan zat. Mannen, ze zijn allemaal hetzelfde. Ze zijn gevoelloos, emotieloos en proberen je alleen maar in bed te krijgen. Mijn lesbische vriendinnen geven me een vruchtbare voedingsbodem voor mijn waarheid over mannen. Ik begin me aardig thuis te voelen in het vrouwenwereldje. Ans is helemaal verkikkerd op de docente Lidia en dat kan ik me best voorstellen. Dan krijg ik plotseling toch zo’n lief briefje van Lidia na de les en nog een en nog een. Ans en ik gaan bij haar op bezoek en het is heel gezellig. Ik heb niet zoveel te melden, maar Lidia en Ans des te meer. Hun conversatie is geanimeerd. Ik ben heel gevoelig voor de attenties en de aandacht die Lidia me geeft en ga ook alleen bij haar op bezoek. De vrouwenliefde is zo anders. Ik voel me erg gestreeld en gewaardeerd. Ik heb weer even het gevoel samen alles te kunnen delen.
Is het wel zo anders dan de heteroliefde? De jaloezie en het verdriet van de afwijzing is niet anders. Ans heeft het er heel moeilijk mee. Zijn het spelletjes die er worden gespeeld? Zijn het dezelfde spelletjes als de kringetjes waar mannen en vrouwen in ronddraaien en is mijn verzet tegen mannen wel eerlijk? Voorlopig stel ik me deze vragen nog niet en laat me een tijdje meeslepen in het cultuurtje dat me in de schoot wordt geworpen. Toch is mijn relatie met Lidia van korte duur.
Ingrid, één van de vrouwen uit mijn klas, heeft zo’n goed huwelijk. Dat roept ze dagelijks en dan plotseling komt ze huilend op school. Ze wil scheiden. Ze houdt van Bea, die ook bij ons in de klas zit. Alle vriendinnen wapenen zich en als Ingrid een huis krijgt en plotseling in het ziekenhuis beland, werken we samen keihard aan haar flatje. Als ze thuiskomt vindt ze een gespreid bedje. Iedereen heeft een bijdrage geleverd. Ik heb twee klapstoeltjes over, Ans een tafel en Bea brengt allerlei keukengerei binnen. Ingrid is dolgelukkig en zo dankbaar. Ons gemeenschapsgevoel is een basis om alles te doorstaan.
Met het nieuwe autootje gaan Ans en ik in de voorjaarsvakantie op pad. Ans heeft een tent met toebehoren en haar zoontje is die week bij zijn vader. Zij hebben voor een nieuwe constructie gekozen. Een co-ouderschap. Zo dragen ze beiden de verantwoording voor hun kind. Mooi dat zoiets kan tegenwoordig, maar het is voor mij niet weggelegd. Gelukkig zijn de jongens wat groter en hebben ze er geen probleem mee zichzelf te redden voor een paar dagen. Ik heb alles voor ze geregeld, dat gaat wel goed.
We gaan naar de Ardennen. Boeken en breiwerk mee,  Ans is een fervent breister. We wandelen, springen over beekjes en bezoeken idyllische dorpjes. Samen zitten we ’s avonds in de koude tent op onze matrasjes in de slaapzak met dikke truien aan te breien. Honderd uit vertellen we elkaar en ik beweer dat Ans zich niet zo druk moet maken om Lidia. Dat is ze helemaal niet waard. Maar het zit diep bij Ans.
Na de voorjaarsvakantie gaan we er weer tegenaan. De docenten zijn allemaal heel gemotiveerd om ons over de eindstreep te trekken. Voor wiskunde mogen we met de klas, die niet zo groot meer, is bij Willy thuiskomen en krijgen we  bijles. Ze wil ook nog extra aandacht besteden aan de laatste hoofdstukken van het boek. Het blijkt echt nodig te zijn, want ik heb er nu toch meer moeite mee.

In het verzorgingshuis zijn allerlei nieuwe zaken aan de orde. Marian is veel ziek. Ze heeft rugklachten en er is een nieuw hoofd aangesteld die de opdracht heeft de afdeling activiteitenbegeleiding uit te breiden. Dat biedt  ook perspectieven voor mij, maar voorlopig heb ik aan die acht uur nog even genoeg. Vanmorgen leid ik De Korf voor het eerst alleen. Ik haal de kar met koffie en thee uit de keuken naar boven en zorg dat alles verder is voorbereid. Het is eenvoudig werk. Vlak voor tienen druppelen de eerste bewoners binnen. In feite is er niemand die een eigen plek heeft, maar dat is moeilijk te handhaven. Iedereen zit gebakken aan een vastgeroeste gewoonte en er wordt heel boos gedaan als iemand een plaatsje heeft ingenomen dat normaal door een ander wordt bezet. Wij bemoeien ons daar zo min mogelijk mee. Meestal wordt het onderling uitgevochten. Vanmorgen is er geen vuiltje aan de lucht. Er wordt gebreid gehaakt en geborduurd. Het is geweldig om te zien hoe sommige bewoners op een simpele manier heel creatief kunnen zijn. Mevrouw Jacobs maakt altijd fantasie kussens. Ze borduurt prachtige patronen. Ze is nu bezig met veel fijnere wol en kleinere kruissteekjes. Ze werkt vanuit het midden volkomen op haar fantasie en het gaat er schitterend uitzien in allerlei mooie kleuren. Wij werken de kussens af en dan worden ze verkocht op de jaarlijkse bazaar. Een groot evenement dat verspreid over de hele benedenverdieping van het verzorgingshuis plaatsvindt.

En dan zijn de examens.
Op de examendagen zit ik iedere morgen als versteend in de auto. Ik neem wat kalmerends in, maar die pillen lijken totaal geen effect te hebben. Na ieder vak haal ik weer even opgelucht adem. Ik ben zo bang dat ik het niet haal. Het voelt alsof mijn hele leven er vanaf hangt. Ik moet het gewoon halen!
Mark blijft dit jaar waarschijnlijk zitten. Het is moeilijk hem gemotiveerd te krijgen, zodat hij zijn capaciteiten gaat benutten. Hij kan veel beter leren dan Tom. Misschien komt het ook wel door alles wat de jongens nu meemaken. Gelukkig is het de laatste tijd rustiger en ik heb de indruk dat ze ook weer een betere band met hun vader krijgen. Ondanks alle problemen met het groter worden, zijn het heerlijke jongens en geniet ik ook veel van hun aanwezigheid. Mark is een gezellige kletskous en heeft altijd wel iets te vertellen. We kunnen steeds beter met elkaar communiceren ook al draait het zo af en toe op een behoorlijke woordenwisseling uit. Hij is niet een van de gehoorzaamste. Tom is heel wat rustiger, maar niet zo’n prater. Hij gaat zijn eigen gangetje en vaak heb ik het gevoel dat hij me maar laat praten. Ik ben wel blij dat die verkering met dat meisje is afgelopen en hij zelf tot de ontdekking kwam dat ze niet geschikt voor hem was.
De kopklas automonteur is geen succes. Ik ben bang dat hij het niet haalt en we gaan op zoek naar een andere school. In de provincie Utrecht vinden we een opleiding voor jongens die vrachtwagenchauffeur willen worden, maar we krijgen te horen dat hij inmiddels voor die opleiding te oud is. Daar ga je toch vanuit je dak! Hij is verdorie amper 18 jaar. Dacht ik er goed aan te doen hem naar die kopklas te sturen. Daar hebben we ons mooi op verkeken. Had hij dus direct vanaf de Mavo naar die opleiding moeten gaan. Nu wil Tom niet meer naar school en gaat een baantje zoeken en zijn rijbewijs halen. Daarna zien we wel weer verder.

Geslaagd!
Vier achten en drie zevens staan er op mijn eindlijst.
Carla, Ans en ik zijn vanmiddag bij Willy voor haar verjaardag. We zijn  uitgenodigd en zij heeft de eindlijsten. Dat is dubbel feest.  Morgen zal de brief wel in de bus liggen. Dat is weer eens iets anders dan een dreigbrief. Daarna brengen we de avond met zijn drietjes bij mij thuis door. We praten en maken plannen wat we verder gaan doen. Ans is nog altijd zwaar onder de indruk van Lidia, maar ik ben bang dat het niets wordt met die twee.
Ik ga de cijferlijst van school ophalen. Ik ben heel blij met mijn diploma. Nu kan ik me voor het volgend jaar bij de SOSA aanmelden voor een opleiding arbeidstherapie.
In de kantine is het gezellig en er worden mensen verzameld voor een eindfeest over tien dagen. Rachel studeert twee vakken tegelijk per jaar en komt ook de cijferlijst halen. Het weekend gaat zij naar Slagharen met de kinderen en ik ga naar mijn ouders op de camping.
We hebben Rina’s kleine caravan van stal gehaald en die staat nu voor de grote caravan van onze ouders. Ze heeft een piepklein oud, bijna antiek caravannetje, helemaal van hout. Ze kocht hem een paar jaar geleden en haar- en mijn vader hebben hem in die zomer helemaal gerestaureerd. Ieder jaar gaat ze op vakantie naar het buitenland. Meestal met een collega of vriendin. Onder het opklapbare venster aan de achterkant heeft ze met nagellak  ‘Poepie’ geschreven. Poepie heeft al menige vakantie achter haar auto gehangen. Hier en daar moet hij wat bijgewerkt, nagekeken en in orde gemaakt worden, want Rina en ik willen volgend weekend naar Zeeland. Een voorproefje op de zomervakantie naar Frankrijk.
We poetsen en schilderen en Rina heeft het flesje nagellak meegenomen om ‘Poepie’ nog eens iets te accentueren.
Ze is helemaal hersteld van de darminfectie, die heeft een grote en langdurige aanslag op haar gepleegd. Na haar verhuizing is ze gelukkig weer helemaal ‘de oude’ geworden.
De caravan heeft in Zeeland prima dienst gedaan en we kunnen er in de grote vakantie goed de weg mee op. Mark gaat mee, Tom wil thuisblijven. Hij brengt ons weg naar Rina om ons vandaar uit te zwaaien als we naar Frankrijk vertrekken.
“Dan weet ik tenminste zeker dat jullie vertrokken zijn”, zegt hij lachend. Ik hoef niet bang te zijn dat hij zich verveelt, hij heeft genoeg te doen en er zijn mensen om hem heen waar hij op terug kan vallen. Ik ben blij dat hij zichzelf goed kan redden. Hij is altijd een ‘einzelgänger’ geweest. Als kind al zat hij uren alleen op zijn kamer boven en moest ik hem ’s avonds roepen om naar beneden te komen voor een beker chocola. Hij weet zich prima te vermaken.
Parijs heerlijk, ik ben er nu verschillende keren geweest en kan er nooit genoeg van krijgen. Met Peter, Anton en Lisa ben ik er voor het eerst geweest, een lang weekend nu alweer jaren geleden en nog maar pas met de vrouwen van school. Dit wordt de derde keer op doorreis naar het zuiden en de Franse Alpen. Voor Mark is het de eerste keer. We zoeken een camping op even buiten de stad op het eilandje Ile de France middenin de Seine. Van daaruit rijden we naar het centrum en kunnen wonderwel de auto parkeren in de stad voor een politiebureau. Parijs is altijd weer boeiend. We zitten op een terrasje terwijl straatartiesten ons vermaken. Een clown loopt met veel mimiek achter voorbijgangers aan en op het plein bij Centre Pompidoe staat een bejaarde balletdanseres in een tutu te trippelen op haar tenen. Een Zuid-Amerikaanse band speelt prachtige muziek. Op de grote roltrappen gaan we naar binnen. Met de ondergrondse naar de Eiffeltoren en vanaf de Sacré Coeur overzien we heel Parijs en wandelen over Montmartre. We beklimmen de Notre Dame en ik sta op het dak doodsangsten uit vanwege mijn hoogtevrees. Als we ‘s avonds terugkeren naar de caravan raken we de weg kwijt en terwijl we door een vreemde logica gedreven achter een andere auto aangaan, rijden we plotseling moederziel alleen over de weg, want onze voorganger is duidelijk thuisgekomen en de oprijlaan van zijn huis ingeslagen. Lachend rijden we verder en vinden uiteindelijk de camping terug. Twee dagen en nachten Parijs en daarna gaat de reis weer verder naar het zuiden. Rina en ik rijden om de beurt. Het is wennen met een caravan achter de auto en ik ben geneigd in een te lage versnelling te rijden. Ik heb er moeite mee als Rina me corrigeert, want ik wil het zo graag goed doen. Steeds weer moet ik bewijzen dat ik het kan en voel me gauw onderuitgehaald en onzeker. 
We genieten van de reis en al het moois dat we onderweg tegenkomen. We rijden langs de pas aangelegde route van de hoge snelheidstrein en bij een brug stoppen we. Waarschijnlijk komt er ieder half uur een intercity langs en we hopen dat er eentje onder ons door zal rijden. Vol verwachting staan we op de brug te wachten.
“Ja Mark, daar komt hij aan.” Met zijn drieën enthousiast zwaaiend staan we hem op te wachten.
Wat een schrik met een daverend geloei van de claxon raast hij onder ons door.
“Zag je de machinist”, roep ik geschrokken, “hij zwaaide terug.”
En verder gaat de reis. We overnachten op verschillende plaatsen en Mark helpt mee de caravan af en aan te koppelen. Castellane is een goede standplaats voor wat langere tijd. Van daaruit maken we tripjes in de omgeving. Bij een Frans verkeersbureau boeken we een georganiseerde wandeling in de Gorge du Verdon. We lopen door een koele tunnel in de berg, komen op verschillende plekken door een opening in de bergwand weer naar buiten, gaan langs afgronden om over griezelige trapjes en langs steile rotsen weer verder te wandelen. De hoogtevrees speelt me zwaar parten, maar ik ga dapper door.
De volgende dag gaan we richting Rivièra. We bekijken Monaco en wandelen in de brandende zon langs de boulevard. Op de terugweg pakken we Nice nog even mee, alle raampjes van de auto wijd opengedraaid. Teruggekeerd in Castellane drinken we  op een terrasje onder de druivenranken een glaasje wijn bij een heerlijke maaltijd. In de caravan leert Rina me eenpansgerechten te maken met wat groenten, uien en knoflook met een plak ham of ander vlees. Iedere keer smul ik dat het een lieve lust is. Daar had ik in mijn vorig leven toch niet mee aan hoeven komen. Wat is dat voor shitzooi zou ik te horen hebben gekregen. Ja, het speelt nog altijd een rol en is nooit helemaal weg uit mijn gedachten. Ik geniet met volle teugen van het nieuwe leven. Dan reizen we weer af naar het noorden.
Genéve, dat is van hieruit ook haalbaar. Wat een prachtig groot meer en die schitterende luxe. Ik kijk mijn ogen uit. De auto’s die voor de hotels geparkeerd staan, de riante gebouwen. In een groot warenhuis worden horloges te kust en te keur aangeboden. Mark koopt een uurwerkje van zijn spaargeld. Ik koop een paar oorbellen.
We moeten langzamerhand op de terugweg, want ook dit jaar is er weer een afspraak gemaakt met de vrienden van Rina dat we elkaar voor een paar dagen in Albertsville zullen ontmoeten. Ik kan het nu ook meebeleven. Er werd een tijd geleden een grote kaart van de regio uitgespreid en Justin prikte die locatie.
Vol goede moed gaan we dan zachtjesaan verder in noordelijke richting. Onderweg merkt Rina dat er iets mis is met de caravan. We rijden Gap uit en gaan een steile helling op. De auto trekt naar links en Rina zet de wagen aan de kant. Als we uitstappen ontdekken we een lekke band aan een van de twee wieltjes van de caravan. We moeten hem afkoppelen maar de weg is erg steil en het risico dat het caravannetje, waar geen rem op zit, de weg af zal rollen is niet uitgesloten. Langs de weg is een groenstrook en Mark gaat op zoek naar een blokkade. Even later komt hij terug met een grote baksteen.  Rina parkeert nog eens door verder in te draaien en zo staat hij veilig genoeg om hem af te koppelen. Ik ben blij dat Rina al meer ervaring heeft met haar caravan en ik vertrouw helemaal op haar deskundigheid. Toen ze het vakantieoptrekje kocht zat er geen extra wiel bij. Ze heeft veel moeite moeten doen om er het juiste reservewiel bij te krijgen. Nu zijn we daarmee uit de brand. Met het nieuwe pootje onder Poepie gaan we weer verder.
Er zijn twee mogelijkheden om in Albertsville te komen. Over de berg of om de berg, maar eromheen is een grote omweg. We raadplegen het ANWB boek met autokaarten en lezen dat de pas toegankelijk is voor caravans en omdat het al laat is besluiten we de kortste weg over de berg te nemen. Vol goede moed gaan we naar boven. Als we een kwartiertje gereden hebben passeert ons een tegenligger. De chauffeur wijst op zijn voorhoofd en verbaasd kijken Rina en ik elkaar aan. We hebben geen idee of er iets aan de hand is en zijn weleens vaker vreemde mensen tegengekomen die er misschien moeite mee hebben dat twee vrouwen samen op stap zijn. Goed, we nemen het maar weer voor lief en rijden rustig verder.
De weg wordt slechter en smaller. We zijn nog lang niet boven. Er kruisen ons geen nieuwe tegenliggers en het is prachtig weer. Gaandeweg kijken we elkaar weer aan. De bergpas wordt toch wel heel smalletjes en kronkelt van links naar rechts. Ik heb het behoorlijk te stellen met mijn hoogtevrees. Rina rijdt en ik kan me wel aan haar rijkunst toevertrouwen, maar hoogtevrees is een vreemd verschijnsel. Ik klem mijn handen regelmatig aan de stoel vast en zie ons in gedachten al naar beneden tuimelen. Het gaat bijna stapvoets de bergpas op, zo langzaam dat we vermoeden erg laat op de afgesproken plek aan te zullen komen. Als we de buitenbocht nemen en ik het gevoel heb dat we langs het randje van de afgrond rijden zonder vangrail, staan we plotseling oog in oog met een grote  camper die langs de binnenkant tegen de steile wand van de berg naar benden komt. We kunnen elkaar onmogelijk op deze manier passeren. De bestuurder gebaart ons dat we achteruit moeten rijden. Het benauwde zweet breekt me uit en Rina vloekt.
“Dat kan toch niet” probeer ik voorzichtig.
“Ik zou niet weten hoe het anders moet,” zegt Rina.
“Kan hij niet beter achteruit en de buitenbocht nemen,” probeer ik nog eens, maar Rina heeft hem al in de achteruit gezet en heel voorzichtig draait ze de combinatie naar achteren tot aan het randje van de afgrond. Ik doe het bijna in mijn broek van angst. De camper volgt ons vooruit en zo gauw er meer ruimte is passeert hij en stopt achter ons.  Wij rijden weer iets meer naar voren om wat veiliger aan de binnenkant van de weg te staan en stappen  uit.
De man en vrouw van de camper komen ook uit Nederland en met een zucht van verlichting kunnen we elkaar te woord staan. Hij zegt dat er geen andere mogelijkheid was. Zijn wagen is te zwaar voor de uiterste buitenkant van de afgrond en daardoor wordt het  risico dat de berg af zal brokkelen te groot.
Volgens hem is de pas niet vrijgegeven voor caravans, maar we laten hem onze informatie zien. We hebben niet gefantaseerd als we beweren dat de weg volgens de ANWB wel geschikt is. Hoe dan ook, we hebben het er heelhuids afgebracht en vervolgen onze weg. Veel later dan afgesproken komen we aan in Albertsville op de camping. Iedereen verwelkomt ons vrolijk en we kunnen meteen aanschuiven en genieten van een heerlijke barbecue.
Met een groep van acht volwassenen en vijf pubers trekken we de bergen in. We maken prachtige wandelingen houden sneeuwbal gevechten en eten gezamenlijk. De jongens vermaken zich prima samen en  komen bibberend terug uit het ijskoude bergstroompje. ’s Avonds worden er kwartjes verzameld en de laatste die daarmee onder de douche gaat neemt de plasticbak mee en tapt heet water voor de afwas.
De band van de caravan hebben we laten maken in Albertsville maar hopen hem niet weer nodig te hebben. Na een paar bijzondere dagen gaat iedereen weer zijns weegs en wij gaan verder naar het noorden, richting Luxemburg. De woeste, steile Alpen laten we achter ons en het landschap gaat over in de rust en kalmte van het Juragebergte. We kamperen langs een kabbelend bergstroompje dat dag en nacht haar muziek laat horen. Verdiept in een boek is hij op de achtergrond constant aanwezig. Tijdens een bezoekje aan de stad Luxemburg nemen we een paar flessen likeur mee, want die zijn daar zo goedkoop. De laatste dagen kunnen we het kalm aan doen. Er zijn zoveel indrukken bij me binnen gekomen. We hebben een heerlijke vakantie gehad en dan kan het gewone dagelijks leven en de routine van het werken, leren en thuis zijn weer beginnen.