vrijdag 4 april 2014

Hoofdstuk 15 Epiloog

Geraakt

Kun je ooit vertellen
hoe je geraakt wordt?
hoe dingen opbloeien
of verdrietig maken
je drijfkracht geven
en voortstuwen op je weg?

Het is verdwenen
als je het uitspreekt

Geraakt zijn
open gaan
de totaliteit zien
en omarmen
soms gebeurt het

dan kun je verder
zonder woorden.



2010

De lesretraite is heel intensief en ik geniet ervan met volle teugen. Gelek Rimpoche weet mij altijd weer te boeien in de opbouw van de boeddhistische filosofie. Successievelijk komen mijn rode oortjes tevoorschijn en raken de lessen al mijn mogelijkheden tot leren denken en mediteren. Daarna komt het grote werk om het mezelf eigen te maken en in de praktijk van het dagelijks leven te leren gebruiken.
Ik heb in mijn leven ervaren dat alles, niet alleen vergankelijk, maar ook veranderlijk is. Er is niets dat statisch is en op zichzelf bestaat. Het bestaan en ons dagelijks leven zijn slechts mogelijk op basis van die onderlinge afhankelijkheid. Dat geeft de mogelijkheid ermee te werken, dingen te wijzigen of te laten ontstaan. Het is aan de mens om er iets goeds mee te doen.
Als kind was ik altijd heel betrokken bij de kerk en allerlei religieuze zaken. Ik herinner mij de gevoelens van affiniteit uit die periode.
Ik verzette mij daar lange tijd tegen omdat ik mij niet meer kon vinden in de verschillende dogma's die me al zo jong werden voorgehouden en de niet rationele denkbeelden die daaraan ten grondslag lagen.
Langzamerhand begon ik me te realiseren dat er meer is tussen hemel en aarde dan het rationele denken doet vermoeden. Met mijn vader was ik regelmatig in heftige debatten verwikkeld. Wij genoten daar beiden van soms tot ongenoegen van mijn moeder, die moeite had met de heftigheid van die disputen.
Als mijn leven in rustiger vaarwater is gekomen mondt dit uit in een zoektocht naar wat er nog meer aan spirituele en filosofische lectuur te vinden is. Ik verslind veel boeken over alles wat ik maar kan vinden en krijg in de bibliotheek een foldertje in handen waarin een cursus  ‘De Geheime Leer’ van H.P.B. Blavatsky wordt aangeboden. Dat spreekt me aan. Het raakt me, alleen die titel al. Ik lees dat de Theosofische vereniging alle religies open benadert door een gezamenlijk streven naar inzicht en beweert dat de Oude Wijsheid aan alle traditionele religies ten grondslag ligt. Ik bel op om te vragen of ik aan die cursus mee kan doen. Ik heb altijd graag meer over filosofie willen weten en na een telefonische afspraak met de cursusleidster zit ik na een paar gesprekken huilend tegenover haar op de stoel. Op een of andere manier voel ik me tot haar en datgene wat ze zegt, aangetrokken. Ik vertel haar over mijn bevlogenheid als kind en dat ik niet meer weet wat ik wel en niet kan en wil geloven. Ze geeft me nauwelijks antwoorden maar stelt me des te meer vragen en geeft me vervolgens nog meer onzekerheden om over na te denken.
Ik besluit de cursus te volgen en via deze instap kom ik in aanraking met het theosofische gedachtegoed en structuren die kunnen dienen als basis voor filosofische denkbeelden en traditionele religieuze stromingen. Ik krijg geen antwoorden, maar wel methoden aangereikt waarmee ik mijn eigen basis kan leggen voor het pad dat ik zou willen gaan. Manieren die helpen om een basis in de chaos van mijn eigen leven en denken te scheppen.
De volgende stap naar het Tibetaans boeddhisme is voor mij dan nog een kleinigheid. De diepzinnige boeddhistische leringen van de Lam Rim zijn evenzeer filosofisch. Het geeft stof tot nadenken over mijn eigen functioneren en het geeft een totaal pad om me eigen te maken. 
De Theosofie sluit daar naadloos bij aan, alhoewel het me duidelijk wordt dat die basisopbouw in alle traditionele religies terug te vinden is wanneer je er dieper in doordringt. De mystiek is daar een goed voorbeeld van. Toch kies ik voor een boeddhistische weg, omdat het me aanspreekt.
Er is veel in kerken verworden tot gekristalliseerde leerstukken die van bovenaf als gedwongen dogma’s worden opgelegd. Symboliek wordt tot leerstuk verklaard. Er wordt in mijn ogen te weinig gekeken naar de waarden van de gegevens en van die strakke en deformerende benadering wil ik vooreerst afstand nemen.
Als ik iets wil volgen, doe ik het omdat ik het zelf wil en dan merk ik wel hoe het in de praktijk gaat werken, want dat al deze methoden zijn bedoeld om vervolgens mijn eigen leven een meer heilzame richting te geven, die leidt tot een groter inzicht en minder ellende, dat is me wel duidelijk. Meditatie kan daar heel behulpzaam bij zijn en meer inzicht in mijzelf geven.
Mijn eerst pogingen tot meditatie zijn een wanhoop. Ik begrijp dat het mogelijk is wat meer rust in de radertjes van het denken te brengen door me te leren richten op de ademhaling. Ik moet steeds constateren dat het niet lukt en dat het denken slechts erger lijkt te worden. Het stil zitten veroorzaakt pijn in mijn schouders en rug, ongeduld, verveling, dufheid, boosheid, verdriet, onwilligheid, je kunt het zo gek niet bedenken, alles komt voorbij. Langzamerhand dringt het tot me door dat het allemaal bij het proces hoort en beginnen er kwartjes te vallen. De boeddhistische motivaties die me aanspreken zoals: ik wil bevrijd worden van lijden, houden me op de been.
Nauwelijks merkbaar door de tijd die er overheen gaat, komt ik in rustiger vaarwater en wordt het zwaan kleef aan aspect van mijn denken vervangen door korte tussenpozen van stilte, die hun uitwerkingen hebben in mijn dagelijks leven.  De aandachtstrainingen en beoefeningen helpen me door de drukte van de dag en het onrustige denken heen. Ik leer beter bij de les te blijven en geconcentreerd te zijn, waardoor ik rust kan creëren.
Lijden kun je weigeren zei Cees Nooteboom in een van zijn boeken en de Boeddha verzekert me dat er een weg is uit het lijden. Nou dat wil ik dan wel eens meemaken.


Mijn vader krijgt in 1998 darmkanker en na de operatie, een jaar later, verhuizen mijn ouders naar Avondzon. Ik ben er klaar voor. Na verschillende jaren mediteren, oefenen en het me eigen maken in het dagelijks leven, kan ik mijn frustraties loslaten en er met opgeheven hoofd binnenstappen. Ik durf iedereen onder ogen te komen en dat zelfs met groot genoegen. Ik voel me daar weer thuis in het gebouw waar ik ooit huilend wegliep. Een groot voordeel, want ik weet de weg en dat vergemakkelijkt veel. 
De darmoperatie heeft nogal wat losgemaakt en de werking van de narcose en pijnstillers hebben hun uitwerking op de psyche van mijn vader danig in de war gebracht. Ook is het moeilijk zijn suiker stabiel te houden. Mijn vader knapt weer aardig op en dan hoop ik dat ze de eerste jaren gezamenlijk door de overschakeling naar een verzorgingshuis heen kunnen komen.
Drie jaar hebben ze het samen naar hun zin in Avondzon en voelen zich er helemaal thuis. Ze bouwen een fijne relatie op met de verzorgenden tot groot genoegen van mijn moeder.
Dan steekt de darmkanker de kop weer op en er is geen redden meer aan. Papa vecht met alle kracht die in hem is. Mager en afgemat probeert hij te oefenen met lopen om op de been te blijven. Ik zou hem zo graag zijn rust en vrede gunnen en probeer hem met zijn geloof in God te benaderen, maar ik heb het gevoel dat het niet binnenkomt. Hij is er helemaal niet aan toe om zich op zijn eenennegentigste jaar over te geven. Het vechten lijkt eindeloos. Iedere dag rijd ik naar hen toe en voel me gefixeerd op de schrijnende omstandigheden.
De verzorging doet erg haar best, toch zijn er incidenteel fouten of problemen op te lossen. Er zijn missers zoals het vergeten de medicatie te verlengen. Ook de sociale context is heel gevoelig; zusters die over het bed van mijn vader hun uitgaansleven met elkaar bespreken, terwijl hij meedogenloos wordt verluierd, zo triest om aan te zien. Die broodmagere man die zoveel respect verdient.
Mijn moeder houdt het niet meer vol. Dagelijks ga ik naar hen toe en zie haar naast zijn bed zitten, terwijl ze met zijn hand in de hare in slaap sukkelt. 
“Ga even een poosje in je eigen stoel in de kamer mam, ik blijf wel bij papa.”
En als ik een tijdje bij hem heb gezeten vraagt hij me iedere dag weer:
“Moet je nog niet naar huis, is het nog geen tijd dat je gaat?” want hij weet als ik weg ben dan, komt zijn vrouw wel weer bij hem zitten.
Zo claimt hij mama ongewild en zegt haar:
“Kon ik jou maar meenemen hè.”
’s Nachts slaapt ze bijna niet en in overleg met de verzorging besluiten we haar naar de logeerkamer te sturen om te slapen. Ze wil liever niet, maar begrijpt dat ze het zo ook niet volhoudt.
Soms vind ze hem ’s morgens, uit zijn bed gekropen, volkomen in de war op het raam tikkend en ziels gelukkig dat ze er weer is. Hij was verdwaald en heeft haar toch zo geroepen.
Ik rijd over de brug naar huis en plotseling vallen de zonnestralen door de donkere wolken op het wegdek. Het lijkt of de hemel opengaat en ik er zo in kan rijden. De rillingen van vreugde en verdriet lopen over mijn rug. Ik voel en ervaar dat er zoveel diep in mij aanwezig is van alles wat goed, liefdevol, verdrietig, moeilijk en zwaar is. Het smelt als één geheel tezamen en is op mijn weg, rondom en van binnen in mij te vinden. Het draagt en ondersteunt me.  Een weergaloze ervaring die me kracht geeft, een beleving die ik al vaker  meemaakte en die toch altijd weer anders is. Ik weet dat ik op de goede weg ben.
Dan komen er twee mannen, onaangekondigd het ziekenhuisbed ophalen waar mijn vader in ligt. De uitleentermijn is verlopen. Het lijkt niets minder dan een Holocaust. Papa moet uit bed gehesen en overgebracht in een ander bed. Dat ik het ooit toe heb gelaten, enkele dagen voor zijn overlijden, die bedverhuizing; het is me nu nog een raadsel. Alles voltrekt zich nu in sneltreinvaart. Papa valt ’s nachts uit zijn bed en wordt op een matrasje op de grond gelegd. Er volgt een maagbloeding en we hopen dat we hem over kunnen brengen voor een betere pijnbestrijding naar het Hospice in de buurt. De arts komt voor de indicatie en ziet dat vervoer niet zinvol meer is. Er wordt, in plaats van de morfine pleister, een morfine pompje aangelegd. Gespecialiseerde verpleegsters komen langs. Hij vecht nog 24 uur langer dan de arts inschat en kan zich uiteindelijk na drie dagen overgeven.

Het is pauze. Even op adem komen, een broodje eten en er is altijd heerlijke soep in de kantine. Mijn mobieltje begint te trillen. Ik heb het in mijn zak gestopt, want ik ben er altijd op voorbereid dat er iets met mijn moeder aan de hand kan zijn die nog in Avondzon woont.
Ze gaat het laatste jaar hard achteruit. Ze is achtennegentig,  verward en bijna blind. Ik kan haar dagelijks bezoeken, want Tim en ik hebben in 2005 een heerlijk appartement vlak achter Avondzon betrokken aan de rand van het park, een schitterende plek om te wonen.  Zo dichtbij het verzorgingshuis  kan ik haar vertroetelen, zoals ze het ooit mij heeft gedaan.
Even later hoor ik de klanken van het melodietje. Vreemd, ik krijg bijna nooit een belletje op mijn mobiel.
‘Tom mobiel’ staat op het display en ik realiseer me nauwelijks dat hij samen met zijn vrouw op vakantie is in Amerika.
“Met je moeder”, zeg ik vrolijk.
“Pa is dood”
“Wat zeg je?”
‘Pa is dood.”
Stilte. Wat moet ik nu zeggen.
“O gos.” Ik ben er wel aan gewend dat hij als vrachtwagenchauffeur onderweg is in Europa, maar het dringt niet tot me door dat hij nu nog verder weg is.
“Dat is ook wat,”
“Ja, zeg dat wel.”
”Waar zit jij?”
“Ergens bij de Rocky Mountains.”
Er gaat me een lampje branden.
“Weet Mark het al?”
“Nee, ik heb hem nog niet kunnen bereiken. Maar ik ga het nu eerst weer proberen. Ik spreek je later nog wel”.
“Is goed, ik ga nu naar huis, dat lijkt me beter”.
In de lessen kan ik natuurlijk geen contact met ze onderhouden. Het is een goede beslissing naar huis te gaan. Ook toeval dat hij precies in de pauze belt. Het zal voor hem nog wel midden in de nacht zijn daar in Amerika.
Kijk dat zijn nu van die dingen, denk ik onderweg in de auto. De omstandigheden, nee daar kun je niet zoveel of helemaal niets aan veranderen, maar wel de manier waarop je ermee omgaat. Wat is het toch fijn dat ik nu gebruik kan maken van dat wat ik heb geleerd door het me eigen te maken met oefeningen en aandachtig zijn. De kalmte die me nu in staat stelt aanwezig te zijn. Mijn denken vliegt niet meer gedurig alle kanten op. Natuurlijk kan het allemaal nog veel beter, maar zoals het nu is, werkt het al zo in mijn voordeel. Het helpt me om iedere keer, als het teveel dreigt te worden een stapje achteruit te doen, stil te worden en naar mijzelf te kijken, om te zien wat er gebeurd.
Ik weet nu dat ik me niet hoef te identificeren met mijn emoties, maar ik kan ze  zien opkomen en weer voelen dat ze wegvloeien. Alleen al het opmerken helpt. Ook bij de begeleiding van mijn moeder werpt dat zijn vruchten af. Regelmatig voel ik mijn irritaties en weerstanden opkomen. Er komt voor mij heel wat geduld en oefeningen aan te pas nu ze zo oud is en dement begint te worden. Toch werkt alleen al het zien van mijn frustraties rustgevend op de handelswijze die daaruit voortkomt. Het mag er allemaal zijn. Dit soort praktische oefeningen is voor mij spiritueel werk geworden. Niets geen aureooltjes  maar aanwezig leren zijn op de plek waar ik me bevind en doen wat er gedaan moet worden.
Onderweg in de auto belt Mark me al op, toevallig sta ik weer voor een stoplicht en kan zonder problemen even kort opnemen. Hij zegt dat hij naar me toekomt van zijn werk. Hij heeft met Tom gesproken.
Tomwas de enige die heel af en toe eens bij zijn vader aan ging. Hooguit twee, soms drie keer per jaar. Het is niet goed gegaan met Peter. Na een wat langere relatie die hij ook weer op de klippen liet lopen, is hij door de verslaving zwaar in de schulden geraakt, psychisch onberekenbaar en verward geworden. Hij verkocht het huis aan de bank, zodat hij verder kon drinken. Toen hij zijn huur niet meer betaalde, werd hij op straat gezet en daar stond hij, met een tasje voor de deur van Tom. Die kon en wilde hem niet in huis halen bij zijn vrouw en dochter. Ik vond het hartverscheurend toen ik het hoorde, zowel voor Tom als voor Peter, maar er zat voor Tom niets anders op dan zijn vader wegsturen. Zo gebeurde dat, wat ik lang geleden hoopte te voorkomen. Peter werd dakloos, tot een aardige buurvrouw tegen haar echtgenoot zei:
“Je kan die man toch niet in het portiek laten slapen.”
Ze gaven hem een zolderkamertje naast het huis waar ooit Rina woonde. Daar verpauperde hij jarenlang. Door suikerziekte kreeg hij een hypo en werd naar het ziekenhuis gebracht. Vervolgens kon hij in een verderop gelegen verzorgingshuis worden geplaatst, omdat hij op dat moment geen alcohol meer kon gaan halen, maar zijn verstand had er zwaar onder geleden.
Mark bezocht zijn vader al vele jaren niet meer. Door zijn bemoeienis met Peter en de schulden die hij had opgebouwd, dreigde hij en zijn vrouw zelf in de problemen te komen en Mark verbrak de relatie totaal. Hij heeft altijd een goede vader gemist.
Zou dit een laatste confrontatie met het verleden worden?
Ik ben thuis voor Mark er is.
We nemen de tijd om te praten en er komt een heel verleden naar boven. Hij vertelt me dingen die ik me slechts met moeite kan herinneren. Sommige zaken zijn bij hem veel duidelijker binnen gekomen en zijn daar levendig aanwezig gebleven . Gebeurtenissen die ik niet eens meer wist. Op een of andere manier waren ze uit mijn herinnering verdwenen en nu langzamerhand en al pratend komt het weer terug in mijn bewustzijn. Het is goed het samen uit te wisselen. Hij heeft een andere ervaring gehad dan ik.
Maar wat gaat er nu gebeuren?
Tom heeft Mark verteld dat hij eigenlijk, voor die ouwe, niet naar Nederland terug wil komen. Mark en Jose zullen hun best doen een en ander te organiseren.
Ze moeten alles in Arnhem regelen en ze komen de volgende dag weer bij ons langs vanuit het dorp waar ze nu wonen. Dat is wel heerlijk, dan zie ik ze weer. Ze gaan bij het verzorgingshuis langs en krijgen te horen hoe het is gegaan met Peter.
“Hij heeft het naar omstandigheden de laatste jaren in het huis goed gehad,” zegt de verzorgster die ze spreken, ook al zouden wij daar, volgens haar op een andere manier over hebben gedacht, zijn manier van leven was zoals het was. Hij stierf aan een  hartstilstand.
Ik moet denken aan het citaatje dat ik lang, lang geleden bewaarde. De bron weet ik niet meer, maar de inhoudelijkheid was niet mis te verstaan.
'Hij zou haar vermoorden had hij gezegd. Nu wandelt zij over de heide en hij ligt eronder.'
De kamer moet binnen de kortste keren ontruimd worden. Zo gaat dat tegenwoordig in verzorgingshuizen. Peter is al overgebracht naar het uitvaartcentrum.
In de portefeuille van Peter zit een foto van mij en Lisa van Anton,  met wie we meerdere keren op vakantie gingen. Waarschijnlijk de enige foto die ik, misschien per ongeluk, van mijzelf heb achtergelaten bij het ophalen van mijn spullen tijdens de echtscheiding. Hij ziet er versleten uit en zal lang in zijn portefeuille hebben gezeten. Ik heb gehoord dat hij die foto aan hun dochter Petra, die maatschappelijk werkster is, heeft laten zien. Hij herkende haar niet toen hij als cliënt bij haar binnenkwam en vertelde dat ik, op die foto, zijn ex was. Petra kreeg een schok toen ze ook haar moeder herkende en droeg hem over aan een collega.
Het is zo vreemd allemaal. Ik merk en ben blij dat ik geen haatgevoelens ervaar. Ik weet dat die gevoelens me zouden blokkeren en zelf zou ik daar de last van ondervinden. Ik heb eerder medelijden met deze man die zijn leven zo heeft geruïneerd. Dat hij geen mogelijkheden heeft weten te creëren met alles wat er verder nog op zijn pad kwam, om een goed leven op te bouwen. Het is in en in triest en toch ben ik blij dat ik ooit de stap heb genomen en hem heb verlaten.
Met de uitvaartverzorging regelt Mark dat hij kan overstaan tot Tom terug is van zijn vakantie.
De kinderen kunnen niet blijven eten nee, want hun twee jongens van negen en twaalf jaar komen uit school en er is geen oppas. Mijn moeder verwisselt de kinderen van Mark regelmatig met haar kleinkinderen als ze wegzakt in het verleden. Ze weet dan het onderscheid niet meer te plaatsen, maar herinnert zich wel dat ze Tom en Mark vroeger dagelijks zag en o zoveel van ze houdt. Ze liepen bij haar in en uit.
Peter zal in stilte gecremeerd worden. Er is niemand waar hij nog contact mee had. Hij kreeg geen bezoek volgens de verzorging. Ook niet van zijn zuster.
Ik besluit mee te gaan naar de uitvaart. Tim vraagt of hij voor mij mee zal gaan en vrij zal nemen, maar dat vind ik nergens voor nodig. Ik ga mee voor de kinderen en vind het een beetje overdreven als hij dan voor mij mee zou moeten gaan. De kinderen hebben alles keurig geregeld.  Ik rijd met Mark en Carla mee en Jeroen van twaalf, die zijn Opa nooit heeft leren kennen, mag ook mee. De jongste is thuis en gaat gewoon naar school.
We treffen Tom bij het uitvaartcentrum met Marja en hun dochter Agnes van twintig, die Peter als kind meemaakte, maar helaas herinnert ze zich alleen nog zijn perverse praatjes.
We worden in een gezellige kamer gelaten en krijgen wat te drinken. Na verloop van tijd wordt ons gevraagd of we Peter nog willen zien voor de kist wordt gesloten. Alleen Tom is daartoe bereid en ik besluit met hem mee te gaan. Samen kijken we naar het omhulsel van de man die ons leven mee heeft helpen vormen, doordat we met de omstandigheden om moesten leren gaan. Uiteindelijk konden we zelf de verantwoording voor ons leven nemen en hebben er iets goeds van kunnen maken.
Het is vreemd Peter op deze manier weer terug te zien. Ik merk dat ik geen enkele rancune voel. Ik heb een plek gevonden voor het verleden en ik heb zelfs ervaren dat het verleden om te buigen is door datgene wat je met de gevolgen doet. Alles waar ik verdriet over had, alle vragen, alle ervaringen van liefde, haat en verdriet, de gevoelens en emoties in mijzelf, heb ik leren zien en ermee gewerkt. Ik heb nieuwe oorzaken uitgezet om dingen aan mijn leven toe te voegen.  Ik ben niet meer bang mijzelf ter discussie te stellen. Ik weet dat ik iedere keer weer als een duikelaartje overeind kan komen. Het geeft zoveel meer vrijheid. Het is goed alles onder ogen te zien. Ook dat wat ik niet als plezierig ervaar.
De kist zal worden gesloten en dan gaan we naar een andere kamer waar we koffie limonade en gebak krijgen. Peter staat in de hoek van de gezellige uitvaartkamer. Het lijkt meer op een familiereünie dan op een crematie. Hij mag er nu bij aanwezig zijn alhoewel hij zich daar niet meer lijfelijk bewust van is. Alles wat ik kan doen, vanuit mijn boeddhistische filosofie zal ik zeker niet nalaten en hem een beter volgend leven toewensen. ‘Als de beoefeningen die ik voor hem doe hem niet helpen, dan helpen ze mij in ieder geval wel.’ Dat citaat las ik ooit. Het werd door de Dalai Lama uitgesproken in verband met de Chinese overheersing. Ik heb ervaren hoe waar die uitspraak kan zijn.

De kist moet uitgedragen worden en ons wordt vrijblijvend gevraagd of we daaraan mee willen helpen. Weer reageert niemand en als Tom toch naar voren stapt, laat ik hem niet alleen. Samen helpen we de kist uitdragen. Het laatste dat ik kan doen voor iemand waar ik ooit mijn leven mee deelde.


Als de hemel valt zijn alle mussen dood?