Geraakt
Kun je ooit vertellen
hoe je geraakt wordt?
hoe dingen opbloeien
of verdrietig maken
je drijfkracht geven
en voortstuwen op je weg?
Het is verdwenen
als je het uitspreekt
Geraakt zijn
open gaan
de totaliteit zien
en omarmen
soms gebeurt het
dan kun je verder
zonder woorden.
2010
De
lesretraite is heel intensief en ik geniet ervan met volle teugen. Gelek
Rimpoche weet mij altijd weer te boeien in de opbouw van de boeddhistische
filosofie. Successievelijk komen mijn rode oortjes tevoorschijn en raken de
lessen al mijn mogelijkheden tot leren denken en mediteren. Daarna komt het
grote werk om het mezelf eigen te maken en in de praktijk van het dagelijks
leven te leren gebruiken.
Ik
heb in mijn leven ervaren dat alles, niet alleen vergankelijk, maar ook
veranderlijk is. Er is niets dat statisch is en op zichzelf bestaat. Het bestaan
en ons dagelijks leven zijn slechts mogelijk op basis van die onderlinge
afhankelijkheid. Dat geeft de mogelijkheid ermee te werken, dingen te wijzigen
of te laten ontstaan. Het is aan de mens om er iets goeds mee te doen.
Als
kind was ik altijd heel betrokken bij de kerk en allerlei religieuze zaken. Ik
herinner mij de gevoelens van affiniteit uit die periode.
Ik
verzette mij daar lange tijd tegen omdat ik mij niet meer kon vinden in de
verschillende dogma's die me al zo jong werden voorgehouden en de niet
rationele denkbeelden die daaraan ten grondslag lagen.
Langzamerhand
begon ik me te realiseren dat er meer is tussen hemel en aarde dan het
rationele denken doet vermoeden. Met mijn vader was ik regelmatig in heftige
debatten verwikkeld. Wij genoten daar beiden van soms tot ongenoegen van mijn
moeder, die moeite had met de heftigheid van die disputen.
Als
mijn leven in rustiger vaarwater is gekomen mondt dit uit in een zoektocht naar
wat er nog meer aan spirituele en filosofische lectuur te vinden is. Ik
verslind veel boeken over alles wat ik maar kan vinden en krijg in de
bibliotheek een foldertje in handen waarin een cursus ‘De Geheime Leer’ van H.P.B. Blavatsky wordt
aangeboden. Dat spreekt me aan. Het raakt me, alleen die titel al. Ik lees dat
de Theosofische vereniging alle religies open benadert door een gezamenlijk
streven naar inzicht en beweert dat de Oude Wijsheid aan alle traditionele
religies ten grondslag ligt. Ik bel op om te vragen of ik aan die cursus mee
kan doen. Ik heb altijd graag meer over filosofie willen weten en na een
telefonische afspraak met de cursusleidster zit ik na een paar gesprekken
huilend tegenover haar op de stoel. Op een of andere manier voel ik me tot haar
en datgene wat ze zegt, aangetrokken. Ik vertel haar over mijn bevlogenheid als
kind en dat ik niet meer weet wat ik wel en niet kan en wil geloven. Ze geeft
me nauwelijks antwoorden maar stelt me des te meer vragen en geeft me
vervolgens nog meer onzekerheden om over na te denken.
Ik
besluit de cursus te volgen en via deze instap kom ik in aanraking met het
theosofische gedachtegoed en structuren die kunnen dienen als basis voor
filosofische denkbeelden en traditionele religieuze stromingen. Ik krijg geen
antwoorden, maar wel methoden aangereikt waarmee ik mijn eigen basis kan leggen
voor het pad dat ik zou willen gaan. Manieren die helpen om een basis in de
chaos van mijn eigen leven en denken te scheppen.
De
volgende stap naar het Tibetaans boeddhisme is voor mij dan nog een
kleinigheid. De diepzinnige boeddhistische leringen van de Lam Rim zijn evenzeer
filosofisch. Het geeft stof tot nadenken over mijn eigen functioneren en het
geeft een totaal pad om me eigen te maken.
De
Theosofie sluit daar naadloos bij aan, alhoewel het me duidelijk wordt dat die
basisopbouw in alle traditionele religies terug te vinden is wanneer je er
dieper in doordringt. De mystiek is daar een goed voorbeeld van. Toch kies ik
voor een boeddhistische weg, omdat het me aanspreekt.
Er
is veel in kerken verworden tot gekristalliseerde leerstukken die van bovenaf
als gedwongen dogma’s worden opgelegd. Symboliek wordt tot leerstuk verklaard. Er
wordt in mijn ogen te weinig gekeken naar de waarden van de gegevens en van die
strakke en deformerende benadering wil ik vooreerst afstand nemen.
Als
ik iets wil volgen, doe ik het omdat ik het zelf wil en dan merk ik wel hoe het
in de praktijk gaat werken, want dat al deze methoden zijn bedoeld om
vervolgens mijn eigen leven een meer heilzame richting te geven, die leidt tot
een groter inzicht en minder ellende, dat is me wel duidelijk. Meditatie kan
daar heel behulpzaam bij zijn en meer inzicht in mijzelf geven.
Mijn
eerst pogingen tot meditatie zijn een wanhoop. Ik begrijp dat het mogelijk is
wat meer rust in de radertjes van het denken te brengen door me te leren
richten op de ademhaling. Ik moet steeds constateren dat het niet lukt en dat het
denken slechts erger lijkt te worden. Het stil zitten veroorzaakt pijn in mijn
schouders en rug, ongeduld, verveling, dufheid, boosheid, verdriet,
onwilligheid, je kunt het zo gek niet bedenken, alles komt voorbij.
Langzamerhand dringt het tot me door dat het allemaal bij het proces hoort en
beginnen er kwartjes te vallen. De boeddhistische motivaties die me aanspreken
zoals: ik wil bevrijd worden van lijden, houden me op de been.
Nauwelijks
merkbaar door de tijd die er overheen gaat, komt ik in rustiger vaarwater en
wordt het zwaan kleef aan aspect van mijn denken vervangen door korte
tussenpozen van stilte, die hun uitwerkingen hebben in mijn dagelijks leven. De aandachtstrainingen en beoefeningen helpen
me door de drukte van de dag en het onrustige denken heen. Ik leer beter bij de
les te blijven en geconcentreerd te zijn, waardoor ik rust kan creëren.
Lijden
kun je weigeren zei Cees Nooteboom in een van zijn boeken en de Boeddha
verzekert me dat er een weg is uit het lijden. Nou dat wil ik dan wel eens
meemaken.
Mijn
vader krijgt in 1998 darmkanker en na de operatie, een jaar later, verhuizen
mijn ouders naar Avondzon. Ik ben er klaar voor. Na verschillende jaren
mediteren, oefenen en het me eigen maken in het dagelijks leven, kan ik mijn
frustraties loslaten en er met opgeheven hoofd binnenstappen. Ik durf iedereen
onder ogen te komen en dat zelfs met groot genoegen. Ik voel me daar weer thuis
in het gebouw waar ik ooit huilend wegliep. Een groot voordeel, want ik weet de
weg en dat vergemakkelijkt veel.
De
darmoperatie heeft nogal wat losgemaakt en de werking van de narcose en
pijnstillers hebben hun uitwerking op de psyche van mijn vader danig in de war
gebracht. Ook is het moeilijk zijn suiker stabiel te houden. Mijn vader knapt
weer aardig op en dan hoop ik dat ze de eerste jaren gezamenlijk door de
overschakeling naar een verzorgingshuis heen kunnen komen.
Drie
jaar hebben ze het samen naar hun zin in Avondzon en voelen zich er helemaal
thuis. Ze bouwen een fijne relatie op met de verzorgenden tot groot genoegen
van mijn moeder.
Dan
steekt de darmkanker de kop weer op en er is geen redden meer aan. Papa vecht
met alle kracht die in hem is. Mager en afgemat probeert hij te oefenen met
lopen om op de been te blijven. Ik zou hem zo graag zijn rust en vrede gunnen
en probeer hem met zijn geloof in God te benaderen, maar ik heb het gevoel dat
het niet binnenkomt. Hij is er helemaal niet aan toe om zich op zijn
eenennegentigste jaar over te geven. Het vechten lijkt eindeloos. Iedere dag
rijd ik naar hen toe en voel me gefixeerd op de schrijnende omstandigheden.
De
verzorging doet erg haar best, toch zijn er incidenteel fouten of problemen op
te lossen. Er zijn missers zoals het vergeten de medicatie te verlengen. Ook de
sociale context is heel gevoelig; zusters die over het bed van mijn vader hun
uitgaansleven met elkaar bespreken, terwijl hij meedogenloos wordt verluierd,
zo triest om aan te zien. Die broodmagere man die zoveel respect verdient.
Mijn
moeder houdt het niet meer vol. Dagelijks ga ik naar hen toe en zie haar naast
zijn bed zitten, terwijl ze met zijn hand in de hare in slaap sukkelt.
“Ga
even een poosje in je eigen stoel in de kamer mam, ik blijf wel bij papa.”
En
als ik een tijdje bij hem heb gezeten vraagt hij me iedere dag weer:
“Moet
je nog niet naar huis, is het nog geen tijd dat je gaat?” want hij weet als ik
weg ben dan, komt zijn vrouw wel weer bij hem zitten.
Zo
claimt hij mama ongewild en zegt haar:
“Kon
ik jou maar meenemen hè.”
’s
Nachts slaapt ze bijna niet en in overleg met de verzorging besluiten we haar
naar de logeerkamer te sturen om te slapen. Ze wil liever niet, maar begrijpt
dat ze het zo ook niet volhoudt.
Soms
vind ze hem ’s morgens, uit zijn bed gekropen, volkomen in de war op het raam
tikkend en ziels gelukkig dat ze er weer is. Hij was verdwaald en heeft haar toch
zo geroepen.
Ik
rijd over de brug naar huis en plotseling vallen de zonnestralen door de
donkere wolken op het wegdek. Het lijkt of de hemel opengaat en ik er zo in kan
rijden. De rillingen van vreugde en verdriet lopen over mijn rug. Ik voel en
ervaar dat er zoveel diep in mij aanwezig is van alles wat goed, liefdevol,
verdrietig, moeilijk en zwaar is. Het smelt als één geheel tezamen en is op
mijn weg, rondom en van binnen in mij te vinden. Het draagt en ondersteunt
me. Een weergaloze ervaring die me
kracht geeft, een beleving die ik al vaker
meemaakte en die toch altijd weer anders is. Ik weet dat ik op de goede
weg ben.
Dan
komen er twee mannen, onaangekondigd het ziekenhuisbed ophalen waar mijn vader
in ligt. De uitleentermijn is verlopen. Het lijkt niets minder dan een
Holocaust. Papa moet uit bed gehesen en overgebracht in een ander bed. Dat ik
het ooit toe heb gelaten, enkele dagen voor zijn overlijden, die bedverhuizing;
het is me nu nog een raadsel. Alles voltrekt zich nu in sneltreinvaart. Papa
valt ’s nachts uit zijn bed en wordt op een matrasje op de grond gelegd. Er
volgt een maagbloeding en we hopen dat we hem over kunnen brengen voor een
betere pijnbestrijding naar het Hospice in de buurt. De arts komt voor de
indicatie en ziet dat vervoer niet zinvol meer is. Er wordt, in plaats van de
morfine pleister, een morfine pompje aangelegd. Gespecialiseerde verpleegsters
komen langs. Hij vecht nog 24 uur langer dan de arts inschat en kan zich uiteindelijk
na drie dagen overgeven.
Het
is pauze. Even op adem komen, een broodje eten en er is altijd heerlijke soep
in de kantine. Mijn mobieltje begint te trillen. Ik heb het in mijn zak
gestopt, want ik ben er altijd op voorbereid dat er iets met mijn moeder aan de
hand kan zijn die nog in Avondzon woont.
Ze
gaat het laatste jaar hard achteruit. Ze is achtennegentig, verward en bijna blind. Ik kan haar dagelijks
bezoeken, want Tim en ik hebben in 2005 een heerlijk appartement vlak achter
Avondzon betrokken aan de rand van het park, een schitterende plek om te
wonen. Zo dichtbij het verzorgingshuis kan ik haar vertroetelen, zoals ze het ooit
mij heeft gedaan.
Even
later hoor ik de klanken van het melodietje. Vreemd, ik krijg bijna nooit een
belletje op mijn mobiel.
‘Tom
mobiel’ staat op het display en ik realiseer me nauwelijks dat hij samen met
zijn vrouw op vakantie is in Amerika.
“Met
je moeder”, zeg ik vrolijk.
“Pa
is dood”
“Wat
zeg je?”
‘Pa
is dood.”
Stilte.
Wat moet ik nu zeggen.
“O
gos.” Ik ben er wel aan gewend dat hij als vrachtwagenchauffeur onderweg is in
Europa, maar het dringt niet tot me door dat hij nu nog verder weg is.
“Dat
is ook wat,”
“Ja,
zeg dat wel.”
”Waar
zit jij?”
“Ergens
bij de Rocky Mountains.”
Er
gaat me een lampje branden.
“Weet
Mark het al?”
“Nee,
ik heb hem nog niet kunnen bereiken. Maar ik ga het nu eerst weer proberen. Ik
spreek je later nog wel”.
“Is
goed, ik ga nu naar huis, dat lijkt me beter”.
In
de lessen kan ik natuurlijk geen contact met ze onderhouden. Het is een goede
beslissing naar huis te gaan. Ook toeval dat hij precies in de pauze belt. Het
zal voor hem nog wel midden in de nacht zijn daar in Amerika.
Kijk
dat zijn nu van die dingen, denk ik onderweg in de auto. De omstandigheden, nee
daar kun je niet zoveel of helemaal niets aan veranderen, maar wel de manier
waarop je ermee omgaat. Wat is het toch fijn dat ik nu gebruik kan maken van
dat wat ik heb geleerd door het me eigen te maken met oefeningen en aandachtig
zijn. De kalmte die me nu in staat stelt aanwezig te zijn. Mijn denken vliegt
niet meer gedurig alle kanten op. Natuurlijk kan het allemaal nog veel beter,
maar zoals het nu is, werkt het al zo in mijn voordeel. Het helpt me om iedere
keer, als het teveel dreigt te worden een stapje achteruit te doen, stil te
worden en naar mijzelf te kijken, om te zien wat er gebeurd.
Ik
weet nu dat ik me niet hoef te identificeren met mijn emoties, maar ik kan
ze zien opkomen en weer voelen dat ze
wegvloeien. Alleen al het opmerken helpt. Ook bij de begeleiding van mijn
moeder werpt dat zijn vruchten af. Regelmatig voel ik mijn irritaties en
weerstanden opkomen. Er komt voor mij heel wat geduld en oefeningen aan te pas
nu ze zo oud is en dement begint te worden. Toch werkt alleen al het zien van
mijn frustraties rustgevend op de handelswijze die daaruit voortkomt. Het mag
er allemaal zijn. Dit soort praktische oefeningen is voor mij spiritueel werk
geworden. Niets geen aureooltjes maar
aanwezig leren zijn op de plek waar ik me bevind en doen wat er gedaan moet worden.
Onderweg
in de auto belt Mark me al op, toevallig sta ik weer voor een stoplicht en kan
zonder problemen even kort opnemen. Hij zegt dat hij naar me toekomt van zijn
werk. Hij heeft met Tom gesproken.
Tomwas
de enige die heel af en toe eens bij zijn vader aan ging. Hooguit twee, soms
drie keer per jaar. Het is niet goed gegaan met Peter. Na een wat langere
relatie die hij ook weer op de klippen liet lopen, is hij door de verslaving
zwaar in de schulden geraakt, psychisch onberekenbaar en verward geworden. Hij
verkocht het huis aan de bank, zodat hij verder kon drinken. Toen hij zijn huur
niet meer betaalde, werd hij op straat gezet en daar stond hij, met een tasje
voor de deur van Tom. Die kon en wilde hem niet in huis halen bij zijn vrouw en
dochter. Ik vond het hartverscheurend toen ik het hoorde, zowel voor Tom als
voor Peter, maar er zat voor Tom niets anders op dan zijn vader wegsturen. Zo
gebeurde dat, wat ik lang geleden hoopte te voorkomen. Peter werd dakloos, tot
een aardige buurvrouw tegen haar echtgenoot zei:
“Je
kan die man toch niet in het portiek laten slapen.”
Ze
gaven hem een zolderkamertje naast het huis waar ooit Rina woonde. Daar
verpauperde hij jarenlang. Door suikerziekte kreeg hij een hypo en werd naar
het ziekenhuis gebracht. Vervolgens kon hij in een verderop gelegen
verzorgingshuis worden geplaatst, omdat hij op dat moment geen alcohol meer kon
gaan halen, maar zijn verstand had er zwaar onder geleden.
Mark
bezocht zijn vader al vele jaren niet meer. Door zijn bemoeienis met Peter en
de schulden die hij had opgebouwd, dreigde hij en zijn vrouw zelf in de
problemen te komen en Mark verbrak de relatie totaal. Hij heeft altijd een
goede vader gemist.
Zou
dit een laatste confrontatie met het verleden worden?
Ik
ben thuis voor Mark er is.
We
nemen de tijd om te praten en er komt een heel verleden naar boven. Hij vertelt
me dingen die ik me slechts met moeite kan herinneren. Sommige zaken zijn bij
hem veel duidelijker binnen gekomen en zijn daar levendig aanwezig gebleven .
Gebeurtenissen die ik niet eens meer wist. Op een of andere manier waren ze uit
mijn herinnering verdwenen en nu langzamerhand en al pratend komt het weer terug
in mijn bewustzijn. Het is goed het samen uit te wisselen. Hij heeft een andere
ervaring gehad dan ik.
Maar
wat gaat er nu gebeuren?
Tom
heeft Mark verteld dat hij eigenlijk, voor die ouwe, niet naar Nederland terug
wil komen. Mark en Jose zullen hun best doen een en ander te organiseren.
Ze
moeten alles in Arnhem regelen en ze komen de volgende dag weer bij ons langs
vanuit het dorp waar ze nu wonen. Dat is wel heerlijk, dan zie ik ze weer. Ze
gaan bij het verzorgingshuis langs en krijgen te horen hoe het is gegaan met
Peter.
“Hij
heeft het naar omstandigheden de laatste jaren in het huis goed gehad,” zegt de
verzorgster die ze spreken, ook al zouden wij daar, volgens haar op een andere
manier over hebben gedacht, zijn manier van leven was zoals het was. Hij stierf
aan een hartstilstand.
Ik
moet denken aan het citaatje dat ik lang, lang geleden bewaarde. De bron weet
ik niet meer, maar de inhoudelijkheid was niet mis te verstaan.
'Hij
zou haar vermoorden had hij gezegd. Nu wandelt zij over de heide en hij ligt
eronder.'
De
kamer moet binnen de kortste keren ontruimd worden. Zo gaat dat tegenwoordig in
verzorgingshuizen. Peter is al overgebracht naar het uitvaartcentrum.
In
de portefeuille van Peter zit een foto van mij en Lisa van Anton, met wie we meerdere keren op vakantie gingen.
Waarschijnlijk de enige foto die ik, misschien per ongeluk, van mijzelf heb achtergelaten
bij het ophalen van mijn spullen tijdens de echtscheiding. Hij ziet er
versleten uit en zal lang in zijn portefeuille hebben gezeten. Ik heb gehoord
dat hij die foto aan hun dochter Petra, die maatschappelijk werkster is, heeft
laten zien. Hij herkende haar niet toen hij als cliënt bij haar binnenkwam en
vertelde dat ik, op die foto, zijn ex was. Petra kreeg een schok toen ze ook
haar moeder herkende en droeg hem over aan een collega.
Het
is zo vreemd allemaal. Ik merk en ben blij dat ik geen haatgevoelens ervaar. Ik
weet dat die gevoelens me zouden blokkeren en zelf zou ik daar de last van
ondervinden. Ik heb eerder medelijden met deze man die zijn leven zo heeft geruïneerd.
Dat hij geen mogelijkheden heeft weten te creëren met alles wat er verder nog
op zijn pad kwam, om een goed leven op te bouwen. Het is in en in triest en
toch ben ik blij dat ik ooit de stap heb genomen en hem heb verlaten.
Met
de uitvaartverzorging regelt Mark dat hij kan overstaan tot Tom terug is van
zijn vakantie.
De
kinderen kunnen niet blijven eten nee, want hun twee jongens van negen en
twaalf jaar komen uit school en er is geen oppas. Mijn moeder verwisselt de
kinderen van Mark regelmatig met haar kleinkinderen als ze wegzakt in het
verleden. Ze weet dan het onderscheid niet meer te plaatsen, maar herinnert
zich wel dat ze Tom en Mark vroeger dagelijks zag en o zoveel van ze houdt. Ze
liepen bij haar in en uit.
Peter
zal in stilte gecremeerd worden. Er is niemand waar hij nog contact mee had.
Hij kreeg geen bezoek volgens de verzorging. Ook niet van zijn zuster.
Ik
besluit mee te gaan naar de uitvaart. Tim vraagt of hij voor mij mee zal gaan
en vrij zal nemen, maar dat vind ik nergens voor nodig. Ik ga mee voor de
kinderen en vind het een beetje overdreven als hij dan voor mij mee zou moeten
gaan. De kinderen hebben alles keurig geregeld.
Ik rijd met Mark en Carla mee en Jeroen van twaalf, die zijn Opa nooit
heeft leren kennen, mag ook mee. De jongste is thuis en gaat gewoon naar school.
We
treffen Tom bij het uitvaartcentrum met Marja en hun dochter Agnes van twintig,
die Peter als kind meemaakte, maar helaas herinnert ze zich alleen nog zijn
perverse praatjes.
We
worden in een gezellige kamer gelaten en krijgen wat te drinken. Na verloop van
tijd wordt ons gevraagd of we Peter nog willen zien voor de kist wordt
gesloten. Alleen Tom is daartoe bereid en ik besluit met hem mee te gaan. Samen
kijken we naar het omhulsel van de man die ons leven mee heeft helpen vormen,
doordat we met de omstandigheden om moesten leren gaan. Uiteindelijk konden we
zelf de verantwoording voor ons leven nemen en hebben er iets goeds van kunnen
maken.
Het
is vreemd Peter op deze manier weer terug te zien. Ik merk dat ik geen enkele
rancune voel. Ik heb een plek gevonden voor het verleden en ik heb zelfs
ervaren dat het verleden om te buigen is door datgene wat je met de gevolgen
doet. Alles waar ik verdriet over had, alle vragen, alle ervaringen van liefde,
haat en verdriet, de gevoelens en emoties in mijzelf, heb ik leren zien en
ermee gewerkt. Ik heb nieuwe oorzaken uitgezet om dingen aan mijn leven toe te
voegen. Ik ben niet meer bang mijzelf
ter discussie te stellen. Ik weet dat ik iedere keer weer als een duikelaartje
overeind kan komen. Het geeft zoveel meer vrijheid. Het is goed alles onder
ogen te zien. Ook dat wat ik niet als plezierig ervaar.
De
kist zal worden gesloten en dan gaan we naar een andere kamer waar we koffie
limonade en gebak krijgen. Peter staat in de hoek van de gezellige
uitvaartkamer. Het lijkt meer op een familiereünie dan op een crematie. Hij mag
er nu bij aanwezig zijn alhoewel hij zich daar niet meer lijfelijk bewust van
is. Alles wat ik kan doen, vanuit mijn boeddhistische filosofie zal ik zeker
niet nalaten en hem een beter volgend leven toewensen. ‘Als de beoefeningen die
ik voor hem doe hem niet helpen, dan helpen ze mij in ieder geval wel.’ Dat
citaat las ik ooit. Het werd door de Dalai Lama uitgesproken in verband met de
Chinese overheersing. Ik heb ervaren hoe waar die uitspraak kan zijn.
De
kist moet uitgedragen worden en ons wordt vrijblijvend gevraagd of we daaraan
mee willen helpen. Weer reageert niemand en als Tom toch naar voren stapt, laat
ik hem niet alleen. Samen helpen we de kist uitdragen. Het laatste dat ik kan
doen voor iemand waar ik ooit mijn leven mee deelde.
Als
de hemel valt zijn alle mussen dood?