woensdag 19 februari 2014

Hoofdstuk 10

1972

We gaan kamperen met de kinderen op een camping even buiten de stad. We hebben een fijn plekje gevonden op een veldje met meerdere tenten rondom. Als het seizoen begint komen we tot de ontdekking dat we tussen een hele familie zijn beland die zich intensief bezighoudt met de recreatie. Bingo’s in de kantine en andere feestelijkheden. Peter wordt helemaal ingelijfd en ik hobbel mee. Als er ’s avonds activiteiten zijn is er altijd iemand op het veldje om op de talrijke slapende kleuters te passen die zich overdag gezamenlijk kostelijk vermaken.
Als ik de zes weken van de grote vakantie voortdurend op de camping ben kan ik met het oude autootje makkelijk heen en weer rijden. De was doen en andere zaken thuis regelen. Peter komt naar de camping met de bestelbus van zijn werk en vertrekt na het eten weer om te klussen of hij zit meteen na het eten voor de koffie bij de buren. Ik ben vrij om erachteraan te wandelen of mijn avond in eenzaamheid door te brengen. De verplichting om regelmatig alle buren koffie te geven is ook onderdeel van de kampeeractiviteiten geworden.
De Jostiband komt zaterdagavond een concert geven. Het is erg druk in de kantine. De verstandelijk gehandicapte kinderen zitten op het podium en hebben groot plezier in het maken van muziek. Als we de kantine inlopen is het er stampvol. Ik zoek een plekje aan de zijkant bij het raam en even later is Peter verdwenen. Hij zal wel een pilsje zijn gaan halen en bekenden hebben ontmoet. Ik richt mijn aandacht op het podium en terwijl ik naar de kinderen op het toneel kijk, overvalt me een onbehagelijk gevoel dat uitgroeit naar een grenzeloos verdriet. Is dit wat mij te wachten had gestaan? Zou dit de toekomst zijn geweest van Esther als ze was blijven leven? De werkelijkheid die een mogelijkheid zou zijn geweest, dringt zich ten volle aan me op. Ik weet me geen raad. Ik zie het plezier van de kinderen. Ben me daarvan bewust. Gelijktijdig voel ik het mateloze verdriet dat daarmee gepaard gaat. Mijn ogen zoeken Peter maar hij is al nergens meer te bekennen. Het vliegt me aan al die mensen om me heen, het geroezemoes, de muziek. Het bestormt me als een wervelwind. Mijn verdriet raakt in een stroomversnelling. Ik houd het hier niet uit en in paniek zoek ik een uitweg. Dan maar alleen teruggaan, hier kan ik niet blijven.
Buiten hoor ik de tonen wegsterven van de vrolijke melodieën. De wandeling alleen terug doet me goed en brengt weer wat rust. Ik haal diep adem. Bij de tent aangekomen bevind ik me  in een bekende wereld. De kinderen slapen. Ik heb het koud en steek het butagaskacheltje aan. Ik voel me eenzaam en wacht tot laat in de avond op Peters terugkeer.

Het hoogseizoen op de camping is afgelopen en we zijn weer helemaal thuis.
Tommy gaat naar de basisschool en als Mark een jaar later naar de kleuterschool gaat krijg ik meer ruimte om als leesmoeder te participeren op school. Ik heb leuke gesprekken met de onderwijzers en word in allerlei zaken betrokken. Twee keer in de week ga ik naar een amateurschildersvereniging waar goede docenten ons begeleiden en aanwijzingen geven. Een keer in de maand zijn er modellen beschikbaar. De balletlessen die ik al vanaf mijn veertiende jaar volg zijn eveneens overdag, want ‘s avonds kan ik nooit weg omdat Peter niet thuis is.
Ons huwelijk begint langzamerhand een sleur te worden die moeilijk te doorbreken is. Seksueel wordt onze relatie er niet beter op, eerder slechter. Regelmatig dwingt hij me om aan zijn behoeften te voldoen.
Peter gaat zich steeds meer bezighouden met de voetbalclub en het beunhazen. Hij krijgt meer klussen en onze eigen karweitjes blijven liggen. ‘s Avonds is hij nooit thuis behalve in het weekend en dan is er voetbal. Op zaterdagavonden is er vaak iets bij de club te doen. Op die feestavonden wordt er veel gedronken evenals na de wedstrijden. Iedere donderdag na zijn werk gaat hij met een collega naar een stamkroeg en komt dronken thuis. Het is er allemaal langzamerhand ingeslopen.
Als ik er iets van zeg weet hij te vertellen dat alles wat hij doet en onderneemt voor ons is. We hebben een nieuwe TV, hij bouwt een badkamer op zolder, een jarenplan. Hij werkt hard en dan mag hij toch zeker wel één avond in de week naar de kroeg. Gelukkig gaat hij niet naar de hoeren. Ik heb toch echt niets om over te klagen.

Het benedenhuis is vrij gekomen. De bewoonster gaat naar een verzorgingshuis en mijn ouders hebben de dubbele woning gekocht. Ik vind het heerlijk dat we nu allemaal zo dicht bij elkaar wonen. Rina woont in het bovenhuis naast ons en mijn ouders in de benedenverdieping, die ze verbouwden, onder ons. Ze zijn er deze zomer ontzettend druk mee geweest.
Alhoewel Peter goede mogelijkheden heeft mijn ouders te helpen met de verbouwing, is hij veel te druk met beunhazen en de voetbalclub. Eén keer helpt hij mijn vader met het uitbreken van een muurtje. Hij gaat zo tekeer bij die afbraak dat hij nog een paar dagen last van zijn arm heeft. Ik denk niet dat mijn vader zich erg kan vinden in die ondoordachte werkwijze maar hij laat zich daar niet over uit.
Wat me stoort aan het gedrag van Peter is dat hij mijn vader altijd zo respectloos met Juul aanspreekt en hem ook zo noemt als hij met anderen over papa praat .


Ik laat gaatjes in mijn oren prikken. Met drie vrouwen wandel ik in een schoolpauze naar de juwelier in de Steenstraat. We hebben de grootste schik. Ze mogen mijn hand vasthouden. En daarna gaan ook mijn lange haren eraf.
De metamorfose is compleet. Tom vindt het niks, Mark vindt het niks en als ik zaterdag weer naar de schilderles ga, vindt Klaas het ook maar zo, zo.
Loop naar de pomp allemaal.
De verkering die Peter weer had, is uit en hij gaat naar Gran Canaria . Na tien dagen komt hij terug en de kinderen halen hem met Anton van Schiphol. Het is even betrekkelijk rustig geweest. Zal hij mij nu weer weten te vinden? Hij heeft wel verschillende kaartjes gestuurd aan mij en de kinderen waar ik helemaal niet goed van word.
“Geef me een kans, alsjeblieft!”
Ik heb natuurlijk nergens op gereageerd en ja hoor, nu hij terug is begint alles weer van voor af aan. Tegen iedereen vertelt hij dat hij me van kant gaat maken. Ik praat met Anton en vraag hem in hoeverre hij denkt dat ik zijn dreigementen ernstig moet nemen. Anton is ervan overtuigd dat de mogelijkheid er is dat hij door het lint gaat. Die kans schat ik ook aardig reëel in, maar hopelijk hebben we het bij het verkeerde eind en blijven het allemaal dreigementen. Zeker kan ik daar nooit van zijn.
Ook de kinderen gebruikt hij voor zijn uitlatingen. Ik kan me nauwelijks voorstellen hoe de jongens zich goed door al die emoties heen moeten slaan.  Mark komt met een verhaal van zijn vader. Hij moet zeggen dat hij veranderd is, dat hij fouten heeft gemaakt en me terug wil hebben. Hij heeft een kaartje bij zich waarop weer staat: ‘Vergeef me, alsjeblieft geef me een kans.’ Een paar dagen later wil hij me weer van kant maken.
Tommy moet voor zijn eindexamen nog acht boeken lezen in een paar dagen. Dat wordt dus een puinhoop. Daar kom ik nu pas achter. Hij houdt niet van lezen en dan ook nog boeken die hem natuurlijk niets interesseren. Hij wil al van kind af aan vrachtwagenchauffeur worden, net als zijn vader was voor hij op het bestelbusje ging rijden. Ik heb Tom nooit anders dan met vrachtautootjes zien spelen. Vooruit, achteruit, hele fantasieën creëerde hij met zijn dierbare autootjes, maar hij moet toch een beetje basis hebben.  Hij kan die Mavo makkelijk halen als hij zijn best maar doet.
Ik haal nog gauw wat boeken voor hem uit de bibliotheek en bel het voetbal van zaterdag af. Natuurlijk kan ik zelf nu ook niet gaan schilderen. Hij baalt verschrikkelijk en ik erbij. Dat wordt een heftig weekje.
Hij brengt het hele weekend chagrijnig en lezend door. Ik schilder thuis. Aan het eind van die week, als hij eindelijk door zijn boeken heen is, wordt hij weer helemaal vrolijk.

Tommy zit middenin zijn eindexamen en ik in de proefwerken.
Af en toe ga ik uit met Klaas en dat is heel gezellig. Ik houd er rekening mee dat het onder het afbouwen valt. Met Rachel krijg ik daarentegen een steeds grotere band. Ze zegt:
Je moet maar niet teveel verliefd op iemand worden, want ik zou je missen. We gaan regelmatig samen naar de  rommelmarkt in Cuijk. Dat vinden we geweldig. Beiden hebben we weinig te besteden, maar we komen altijd wel met iets thuis. Een prulletje of een glas van kristal dat we voor een paar kwartjes tussen de glazen vinden, mooie antieke porseleinen bordjes, schaaltjes of een vaasje. Het is maar net waar we tegenaan lopen. Ook neem ik weleens een LP mee voor een rijksdaalder. Tweedehands is er te kust en te keur. Meer dan een tientje besteden we nooit, want meer kunnen we ons niet permitteren en toch zijn we dan de koning te rijk.

Boersma vraagt me of ik een brief aan Peter wil schrijven en daarin uit wil leggen dat we uit elkaar zijn gegroeid. Ik begrijp niet waarom dat nu weer zou moeten. Ik herinner me dat vlak nadat ik wegging, hij dat samen met mij nog uitgelegd heeft gekregen in een gesprek op het maatschappelijk bureau met tekeningetjes erbij om het zo duidelijk mogelijk te krijgen. Als hij het nu nog niet weet, is daar toch geen eer aan te behalen. Praten met hem wil ik niet. Ik denk dat het Peter weinig zal helpen, maar ik ben wel blij dat Boersma de vinger aan de pols houdt, dus ik doe wat hij vraagt. Baat het niet, schaden zal het hopelijk ook niet en ik schrijf de verlangde brief zo neutraal mogelijk in de hoop dat het niet juist nog meer ellende op zal leveren.
Ik heb weinig tijd om te schilderen. De proefwerken eisen al mijn aandacht op. Nu ik mijn emoties rond Klaas een beetje achter me heb gelaten en het wat rustiger is, krijg ik gelukkig ook weer wat meer eetlust. Ik ben aangekomen en weeg al achtenveertig kilo. Dat geeft de burger moed. Op school is een nieuwe leerling gekomen. Een vluchteling uit Eritrea, een heel aardige man. Ik nodig hem uit om te komen eten en hij verschijnt met een prachtige orchidee. Het is heel gezellig en we spreken af dat we op Hemelvaartsdag samen met Rachel naar mijn ouders op de camping zullen fietsen, want fietsen, ja dat kan hij, dat heeft hij pas geleerd. Helaas, het is die dag slecht weer. We fietsen droog naar de caravan en worden getrakteerd op lekkere broodjes, maar op de terugweg moeten we door de regen weer  naar huis ploeteren. Doornat komen we aan.
Rachels slaapkamer is hard aan een opknapbeurt toe en we besluiten hem een witkwast te geven. We witten en schilderen er dapper op los. Geld voor dure verf is er niet en helaas deze witkalk is niet onmiddellijk dekkend. Het moet nog een keer. Onder het genot van een glaasje wijn en enorme lachsalvo´s kalken we dapper door. Dan moeten er nog nieuwe overgordijnen komen. Wit, dat vindt Rachel zo mooi. Tussen alle lapjes in de kast waar ik kleding van maak, heb ik nog genoeg oude lakens die van mijn ouders komen. Daar naai ik keurige overgordijnen van. Rachel is helemaal in haar nopjes in haar romantisch ingerichte en opgeknapte slaapkamer. Het ziet er schitterend uit. En passant huren we een schuurmachine voor de houten vloer in de huiskamer en daarna wordt die ook nog eens gelakt. We hebben eer van ons harde werken.

Ik zit te wachten op een ander huis. Ik ben bij de woningstichting geweest en er staat iets te gebeuren, dankzij de inspanningen van Boersma, maar het duurt en het duurt.
Het is voorjaar en heerlijk weer. Ik besluit het kleine balkonnetje alvast op te fleuren met een bloembak en koop wat kleurige geraniums in afwachting van de dingen die gaan komen. Het is nog maar net ingericht voor de zomer, als de langverwachte brief van de woningstichting in de brievenbus valt. Ik ga er op afspraak naartoe en krijg te horen dat er ‘in principe’ een vierkamerflat in Arnhem zuid voor me beschikbaar is; terug naar waar ik als kind plezier heb gehad. Dat is toch wel heel leuk.
Met Rina en Mark fiets ik naar het aangegeven adres. We kunnen nog niet binnen gaan kijken, maar krijgen zo wel een indruk van het huis en de omgeving. Geweldig, ik zie het helemaal zitten. De woning ligt op de tweede verdieping aan het einde van een grote galerijflat van drie etages. Daaronder op de begane grond zijn garages. Vanaf het balkon aan de voorkant kijk je helemaal uit over een grote waterplas. Er drijven twee windsurfers. Rina heeft ook een surfplank, ik heb er al weleens opgestaan, maar lag er meer onder dan dat ik erop stond. De plek geeft onmiddellijk een vakantiegevoel. Aan de achterkant van de flat is een grote, groene ruimte en stilte. Als ik daar toch eens zou kunnen wonen!

De brief die ik Peter op aanraden van Boersma schreef, heeft helaas weer heel wat losgemaakt. Hij bedreigt me via de kinderen en door de scheldkanonnades waarmee hij mijn ouders weer terroriseert.
‘Binnenkort zal ik meedogenloos toeslaan’, is een nieuwe kreet en dat alles heeft toch weer zijn gevolgen. Ik ben heel voorzichtig. Het pinksterweekend breekt aan en Peter zegt dat hij me wel zal weten te vinden.
Als ik met Rachel van een feestje terugkom uit Apeldoorn haalt Tom me voor de zekerheid beneden uit mijn auto op.
Iedere keer als het wat rustiger is, krijg ik hoop dat de bedreigingen over zullen zijn en iedere keer is het een schok als het weer begint, steeds weer leef ik op de toppen van mijn zenuwen en razen de gedachten door mijn hoofd. Ik probeer alles zo goed mogelijk te organiseren en te regelen om hem niet tegen het lijf te lopen. Ruis heb ik ook gewaarschuwd. Ik voel me machteloos. Het lijkt een gebed zonder einde.

Klaas is jarig en ik ben uitgenodigd. Een wonderlijke ervaring. Ik weet niet of ik het nu wel of niet leuk vind. Zijn ex wandelt rond en is helemaal in het goud gekleed. Zelfs in haar haar draagt ze opvallend goud. Ze schittert aan alle kanten en geeft de indruk nog volkomen thuis te zijn.
Dat kan ik van mezelf niet zeggen. Ik voel me als een kat in een vreemd pakhuis. Er zijn veel vrienden over wie Klaas me heeft verteld. Ik maak kennis met vreemde mensen. We praten wat met een glaasje in de hand, want er staan weinig stoelen en meubels in Klaas’ kamer. Er is een heel jong meisje, een leerling van de school waar Klaas als tekenleraar werkt en ook de leerling waar hij verliefd op is. Ze staan een beetje verloren rond te kijken. Ik vermoed dat ze zich net als ik toch niet helemaal op hun gemak voelen. Ik lach en praat met deze en gene. Als Klaas langskomt met een dienblad en vraagt of ik het naar mijn zin heb, zeg ik:
“Ja, prima hoor.”
Maar ik mis een groot stuk persoonlijkheid en warmte in de hele omgeving, of komt het doordat ik geen extra aandacht van Klaas krijg en me een nummer voel in een vreemde context? Er zijn heel aardige mensen, maar het voelt allemaal zo onecht. 
Als ik thuiskom stap ik onder de douche en kruip heerlijk in mijn knusse bed.
Eigenlijk heeft onze relatie me alleen nog maar meer buikpijn gegeven. Hoe komt een mens tot rust? Pas had ik nog een flinke huilbui toen ik bij Gea op bezoek was, maar eindelijk heb ik de koe bij de horens gevat en ik ben vastbesloten me vrij van hem te maken. Iedere keer als ik me weer meegenomen voel door mijn emoties, probeer ik mijn zinnen te verzetten
Ik wil me bewust worden van mijn voornemen en geef mezelf twee weken om het verdriet van de breuk af te bouwen, daarna wil ik er vrij van zijn. Gelukkig kan ik wel goed slapen.
Langzaamaan merk ik dat ik afstand kan nemen van mijn gevoelens voor Klaas.

We hebben de flat toegewezen gekregen. Het is heerlijk. De jongens krijgen een eigen kamer. Ik krijg een eigen slaapkamer er is een grote keuken, een grote kamer met een balkon over de hele breedte en een heerlijke doucheruimte en dat alles in een schitterende omgeving. Ik voel me de koning te rijk en kan bijna niet wachten tot het huis vrijkomt.
Mark is met de hakken over de sloot overgegaan en Tom is geslaagd. Ik had het al heel stiekem gehoord van de docente waar wij toevallig beiden les van hebben. Ik mocht het natuurlijk nog niet vertellen, maar nu heb ik gebak mee naar huis genomen. Dat moet gevierd worden. Voor de goede gang van zaken hebben we op het telefoontje gewacht, maar blij zijn we al wel. Dat is weer een hele opluchting.
We hebben Boersma gebeld want zaterdag is de diploma uitreiking . Ik vind dat Peter ook de keus moet hebben om te gaan. Ik zal dan niet kunnen gaan, maar gelukkig besluit Peter niet aanwezig te zijn. Met opa, oma, Mark en Tom’s vriendinnetje zitten we in de aula van de school. Ik ben zo blij en trots op hem. Ik maak foto’s van de diploma uitreiking en het huis staat vol bloemen.
Het alleen zijn zonder de relatie met Klaas bevalt me goed. Het is een stuk rustiger. Ik heb genoeg aan mijn hoofd met alle problemen rondom Peter. In gedachten houd ik hele monologen tegen hem. Ik zou hem zo graag vertellen hoe ik over hem denk en de manier waarop hij de kinderen behandelt, maar dat zal ik in gedachten moeten blijven doen want, in werkelijkheid blijf ik liever bij hem uit de buurt.

Rina ligt in het ziekenhuis. Ze heeft een ernstige darminfectie en houdt geen voedsel binnen. Ze valt kilo’s af en leeft op blikjes astronautenvoedsel. Het is een ware martelgang voor tante zo kort na het overlijden van haar man. Ze is vanuit het ziekenhuis met mijn ouders bij me op bezoek. De toestand van Rina is niet veel verbeterd. We drinken koffie en praten over het nieuwe huis dat ik zal krijgen. Er zijn wat dingen die ik over kan nemen en ik vraag mijn ouders of dat zinvol zal zijn. Ik weet zeker dat ze me weer volop zullen helpen met witten, schilderen en andere dingen opknappen.
Plotseling wordt tante niet goed en kan slecht zien. Alhoewel ze zelf zegt dat het wel overgaat, schrikken we vreselijk. Inderdaad klaart alles na een tijdje weer op en keert haar gezichtsvermogen terug. Zouden de spanningen te groot zijn? We hadden zo gehoopt dat dit jaar beter zou worden. Dat is helaas maar ten dele waar.
Wanneer het bezoek is vertrokken en we weer met zijn drietjes bij elkaar zitten zegt Mark.
“Peter heeft ook de boot gemist.”
Ik kijk hem vragend aan.
“Wat bedoel je?”
“Nou, hij zou met het voetbalelftal uitgaan voor een moonlightcruise, maar het interesseerde hem niet en hij ging niet mee. Het enige dat hem interesseert is: hij wil jou zo gauw mogelijk van kant maken.”
“Ach,” vergoelijkt Tommy ” hij had gewoon weer veel te veel gedronken.”
Het broeit alweer een hele tijd.

Rachel en ik gaan naar een verjaardag van een medestudent in Doorwerth. Ze is al bij me en we wachten tot het tijd is om te gaan als Tommy opbelt.
“Peter loopt met een mes te zwaaien en schreeuwt dat als jij je hoofd buiten de deur durft te laten zien, hij je overhoop steekt. Hij heeft in de TV gestoken, in de boekenkast en het elektrische warmhoudplaatje ligt aan diggelen.”
Anton en Lisa gaan naar hem toe om hem te kalmeren en de politie is er even later ook.
Als na verloop van tijd twee agenten aanbellen, adviseren ze me toch naar de verjaardag te gaan. Ik heb er helemaal geen zin meer in, maar de man dringt aan wel te gaan omdat Peter anders weer alles met agressie naar zijn hand kan zetten. Ik laat me overhalen en Rachel en ik vertrekken in  mijn autootje. Nu voel ik me gedwongen tégen mijn zin te gaan. Ik vind het vreselijk dat ik op een moment als dit niet thuis kan zijn om de kinderen op te vangen als ze van hem terugkomen.
Het is een heel gezellige verjaardag. Er worden allerlei sketches gedaan over de docenten, maar ik ben er echt niet met mijn gedachten bij. Thuisgekomen hoor ik van Tom en Mark dat alles rustig is en ik ben nog steeds in levende lijve aanwezig.

Ik ga met Mark en Tommy naar de verjaardag van Anton. Als ik naar huis ga, wil Mark nog een poosje bij Anton en Lisa blijven om met Petra, hun dochtertje te spelen. Peter zal er die middag zijn en hij zal Mark later mee naar huis nemen.  Als Mark in de middag naar huis komt heeft hij een grote bos bloemen van Peter bij zich. Daar sta ik dan weer. Boos ben ik, zo boos. Wat moet ik hiermee? Iedere keer weer hetzelfde. De bloemen in de vuilnisbak kieperen vind ik geen optie. Dat kan je toch de bloemen niet aandoen. Ze terugbrengen kan ik Mark niet aandoen. De twijfel is groot en ik besluit Anton te bellen en om raad te vragen. We praten wel een uur en ik kom uiteindelijk tot de conclusie dat ik de bos bloemen houd en denk: hij bekijkt het maar. Er valt toch niets aan te veranderen. Als hij er zo mee om wil gaan dan ga ik me niet meer in allerlei bochten wringen om hem iets duidelijk te maken. Ik zet ze in het water en reageer niet. Ik krijg steeds meer de overtuiging dat hij alleen maar bezig is aandacht te trekken, maar het is tricky en ik blijf wel op mijn qui-vive.

Iedere morgen ben ik heel vroeg wakker en in gedachten alles aan het regelen voor de verhuizing. Ik verheug me er op en kan bijna niet wachten tot het zover is. Als ik iets kan voorbereiden dan ben ik daar al mee bezig. Ik kan natuurlijk nog niet veel inpakken, want wat ik heb is niet meer dan ik nodig heb. Ik zou hooguit de winterkleding die we nu niet dragen in plastic vuilniszakken kunnen stoppen. Maar dan moet ik wel oppassen dat ze niet aan de weg komen te staan, want dat heb ik weleens van anderen gehoord. Het zou niet zo best zijn als onze kleding op de vuilnisbelt terecht kwam.
Al mijn aquarellen en tekeningen kijk ik na om te zien wat er weg kan. Van de werkstukken die niet goed zijn, kan ik de achterkanten wel gebruiken. De anderen leg ik op een stapel. Misschien willen mijn ouders of bekenden er iets van hebben. Het is grappig om te merken dat ik steeds meer werkstukken niet goed genoeg vind om te bewaren of weg te geven. Dan zit er toch een stijgende lijn in mijn kunnen en het leren zien wat wel en niet goed is. Ik wou dat ik net zo kon schilderen als Gea. Ik heb twee aquarellen van haar gekregen. Als ik die bekijk dan zie ik wel dat ik nog heel wat te leren heb.
Met al die voorbereidingen voor de verhuizing, zie ik nu heel erg op tegen de laatste proefwerken scheikunde en biologie. Het is erg veel en van de laatste les wiskunde begreep ik helemaal niets meer. Het leek wel of ik een black out had. Net als het allereerste proefwerk dit jaar. Ik stikte van de zenuwen. Onderweg naar school overviel het me. Toen ik me over het papier boog om te beginnen, las ik de eerste vraag. Echt een eenvoudig binnenkomertje, dat wist ik toen ik het las: trek de wortel uit 100. En leeg was ik. Niets wist ik meer. Het was alsof ik niet meer kon denken. Willy, de lerares zag kennelijk aan me dat er iets niet in orde was en zei:
“Ga maar even naar het toilet.”
Daar keek ik in de spiegel en toen ik mezelf in het spiegel zag schoot ik in de lach en zei hardop:
“Stommeling, 10 natuurlijk.” 
Toen ik weer binnenkwam ging het allemaal gelukkig weer op rolletjes.
Het wordt tijd voor vakantie. Nu gewoon even verhuizen en dan het verstand op nul. Daar ben ik helemaal aan toe.
Ik heb nog voor het weekend de woonvergunning opgehaald en ben vanmiddag naar mijn ouders op de camping gereden. De kinderen zijn zoals gewoonlijk op zaterdag gaan voetballen. De familie zit heerlijk onder de bomen te genieten van de rust. Rina is weer thuis uit het ziekenhuis en knapt langzaam weer op. Het is heerlijk samen in de buitenlucht te kunnen zijn. Het hoogseizoen is nog niet begonnen en er zijn weinig mensen op de camping. Van de drukte heb je op de standplaats van mijn ouders helemaal geen last, zo verscholen in het groen en stil is het daar. Mijn vader voert de meesjes. Hij is ze tam aan het maken. Heel stil in zijn eentje zit hij daar een eindje verderop met een ongebrande pinda in zijn hand. Ze eten de nootjes uit zijn hand. Dan legt hij er een op zijn kale koppie en jawel hoor, daar zijn ze alweer en landen op zijn hoofd. Prachtig is dat.
“Pas maar op”, zegt Rina “je voert die mezen allemaal een hartverlamming met die pinda’s.”
Daar komt Peter aan op zijn fiets. Ik weet niet wat ik zie. Hij komt kijken hoe het met Rina gaat. Ik voel me zeer ongemakkelijk en houd me op een afstand. Het is bijna middag en we moeten nog brood eten. ‘Ze gaan hem toch niet voor de lunch uitnodigen…?’
Deze week heeft hij nog zo’n enorme rel geschopt en nu dit weer.  Als een mak lam zit hij op de klapstoel met de anderen te praten. Ik begrijp er op z’n zachtst gezegd helemaal niets van. Als die man niet ziek is dan ben ik het. Ik ben zo opgelucht als hij weer weg is. Ik heb niets gezegd, maar merk dat ik mijn hele doen en denken weer op een rijtje moet zien te krijgen.
Deze week gaat de auto ook voor een beurt naar de garage. Die is vlak achter ons oude huis. Ik breng hem weg en als ik naar de flat terugwandel hoor ik weer het busje van Peter achter me aan komen. Gelukkig loop ik nu niet vlakbij dat muurtje. Ik voel me gespannen als ik hem af hoor remmen. Hij draait het raampje naar beneden en vraagt hoe het op school gaat. Ik zeg:
“Goed hoor.”
“Ga je over?”
“Ja hoor.”
Hij steekt zijn duim in de hoogte en rijdt door. Ik slaak een zucht van verlichting. Die man snapt niet wat hij allemaal aanricht, daar ben ik zeker van, maar wat schiet ik daarmee op?
De biologierepetitie wordt door een andere docente afgenomen. Lidia is ziek. Ze is vaak ziek, dat is zo jammer. Ze is een prima lerares en een heel fijn mens. Ik mag haar graag. Na het proefwerk eten we met zijn alle aardbeien in de kantine die één van de vrouwen uit de eigen tuin heeft meegebracht. Wat zijn dat toch ontzettend leuke dingen. Ik begin het nu al jammer te vinden dat het voorbij zal zijn als ik volgend jaar slaag. Ik zal het missen ondanks mijn studiemoeheid van dit moment. Ik ben niet de enige, we zijn allemaal aan vakantie toe. Er zijn maar weinig studenten overgebleven van de eerste lichting. Van de biologie en scheikunde klas hebben er zeker tien van de dertig afgehaakt. Alleen de klassen voor Frans en Engels zijn nog groot.


blz.129

1974-1977

Nu mijn ouders beneden wonen moedigen ze me aan om meer met Peter mee te gaan, zij willen wel op de kinderen passen. Ik denk ook dat het voor ons huwelijk beter is om samen dingen te doen en stel me beschikbaar voor de voetbalclub. Ik word ingelijfd om mee te denken in de feestcommissie en verzorg maandelijks het clubblad met alle wedstrijduitslagen en aardige anekdotes. Die vrolijke invallen worden me niet altijd in dank afgenomen. Ik heb kennelijk een ander gevoel voor humor. Toch voel ik me in het land der blinden als eenoog de koningin. Ik heb een typemachientje en help met het stencilen van de boekjes en ik krijg  waardering en aandacht voor mijn werkzaamheden.
Donderdagavond komt Peter altijd aardig in de lorum uit de kroeg  en we moeten dan nog naar een vergadering voor de feestcommissie. Ik zie het zonnetje alweer schijnen. Na het eten valt hij als een blok in slaap op de grond voor de kachel. Uit ervaring weet ik nu wel dat hij meestal niet vrolijk wakker wordt na zo’n roes.
“Peter… Peter…, we moeten weg.”
Hij moet zich nog douchen en omkleden. Morrend en binnensmonds vloekend draait hij zich om. Zijn rechterarm zwaait de lucht in. Daar heb je het al. Zoekend en grijpend zwerft zijn arm over de bielzen tafel waar hij uitgestrekt voorligt in de gloed van de warme gashaard. Zijn hand vindt het Kaaps viooltje dat op tafel staat. Tja, dat is geen lang leven beschoren. Hij tilt het aan het blad hoog op uit de sierpot en laat het los. Er breekt een scherf van de pot af en de potgrond vliegt over de tafel. Hij heeft hem deze keer gelukkig niet naar me toegesmeten. De vorige keer kon ik het  plantje nog juist ontwijken en moest ik daarna van armoe alle rotzooi opruimen. Na verloop van tijd staat hij vloekend op.
Soms bijt ik van me af en krijgen we de grootste ruzie met verwijten heen en weer. Deze keer laat ik het maar gaan voor de lieve vrede om te voorkomen dat het nog verder uit de hand zal lopen.
Ook al vermaak ik me wel op de avonden, het begint tot me door te dringen dat bingo, carnaval en al die feesten geen  dingen zijn waar ik me vanuit mijzelf mee bezig wil houden.
Tijdens een carnaval zie ik mezelf als vanuit een ander perspectief plotseling bovenop de stoel staan met een lange rij feestvierenden, handen boven onze hoofden zwaaiend en zingend alsof ik het grootste plezier heb. Wat doe ik hier in godsnaam ?
Zo kruipen de jaren voorbij. Stapje voor stapje word ik me bewust van de situatie waarin ik me bevind. Een leven waarin ik me door de omstandigheden mee heb laten voeren uit angst voor de gevolgen van een eigen keuze. Ik heb me doorlopend aangepast in situaties die me niet eigen zijn met het doel een huwelijk in stand te houden

Ik participeer op school als leesmoeder en heb het reuze naar mijn zin, maar als me wordt gevraagd of ik met andere ouders aan het organiseren van een enquête voor de school mee wil doen, schrik ik daarvan terug. Ik denk niet dat Peter dat goed zal vinden. Alles wat met de kinderen te maken heeft kan geen kwaad en mag ik wel doen, maar dit is iets anders. Hiermee zal ik met vreemden in aanraking komen waar hij geen grip meer op heeft. Ik weet bijna zeker dat hij het zal verbieden. Ik heb een goede relatie met de leraren op school en vind het vervelend om te weigeren. Ik besluit mee te doen en Peter er niets over te zeggen om zijn waarschijnlijke afkeuring te omzeilen. Dat is niet mijn aard en het gaat ten koste van mijn zenuwen.
Zo langzamerhand is er iets in me geslopen, een onzekerheid die overal de kop opsteekt. Mijn behoefte om mijn eigen leven te kunnen leiden zonder angsten voor zijn agressie wordt steeds groter. Ik wil, door aan de enquête mee te werken een daad stellen, maar ik zit gevangen in een cirkel van twijfel en een gevecht om te mogen zijn die ik ben. Steeds meer woedt de strijd in me tussen de angst voor represailles en mijn eigen besluitvaardigheid om dat te doen wat ik wil.
Wie heeft zich in dit huwelijk aangepast aan de ander en is je aanpassen een eindeloze mogelijkheid?



 blz 132

woensdag 12 februari 2014

Hoofdstuk 9

Vanmorgen ga ik niet naar school. Dat haal ik wel in. Natuurlijk komen papa en mama, door alle omstandigheden  aangeslagen, even verhaal halen. De nachtelijke operatie mag dan rustig verlopen zijn, maar het moet wel allemaal verwerkt worden. Ze zitten er net zo vol van als ik. Het is goed dat wij elkaar hebben en ondersteunen en dat mijn familie zo met ons meeleeft. Mijn ouders doen hun best ons bij te staan, maar zelf zitten ze er ook middenin en hebben veel ellende van zijn uitbarstingen, de harde muziek en het geschreeuw over moordplannen. Mijn moeder loopt op de toppen van haar tenen. Als het uit de hand was gelopen zou Rina in ieder geval als eerste voor hen bij de hand zijn geweest en dan had ze mij kunnen waarschuwen.
Voor de kinderen is het ook een grote emotionele belasting. Ik probeer alle narigheid zoveel mogelijk bij hen vandaan te houden, maar dat is een onbegonnen zaak. Zij hebben toch de contacten rechtstreeks met hun vader. Ze zijn te groot om hen bij  Peter vandaan te houden en te jong om zichzelf van hem te distantiëren.
Ik bel de vriendin van Peter op die al een tijdje met mijn auto rijdt. Zo voel ik dat nog steeds, ‘mijn auto’, want het financiële deel is nog niet afgerond. Ze is heel reëel als ik haar de situatie uitleg. Ze wil hem wel opvangen als het nodig is. Daar ben ik blij om.
Boersma staat ‘s middags om twee uur weer bij me voor de deur. Hij heeft uitgebreid met Peter in de politiecel kunnen praten. Hij was rustig, weer een beetje bij zinnen gekomen en blijft bij hem onder behandeling. Na het gesprek is hij weer naar huis gestuurd. Volgens hem is Peter er nu zelf van overtuigd dat hij hulp nodig heeft. Ik krijg hoop dat Boersma het vertrouwen van Peter heeft  weten te winnen en dat er iets zal gebeuren in de goede richting. Peter heeft hem beloofd geen contact meer met mij te zoeken en de kinderen niet uit te horen. Boersma zorgt ervoor dat ik door dit gesprekje mijn angst voor represailles wat kan relativeren. Helaas weet ik wat de beloften van Peter waard zijn maar het klinkt niet zo bedreigend meer. Peter heeft nu hopelijk het gevoel dat hij op Boersma of Ruis terug kan vallen. Misschien helpt dat en ik blijf hopen dat de dreigementen minder zullen worden of overgaan.
Ik herstel me weer vrij snel, want ik moet toch verder. Vanavond zijn de jongens op kosten van oma en opa naar de bioscoop gegaan.  Ik heb geen zin om mee te gaan. De emoties maken me zo moe. De film die ze uitzoeken, heeft totaal mijn interesse niet en al zou dat anders zijn dan nog blijf ik nu liever thuis. Voor hen is het goed even wat afleiding te zoeken. De druk is zo groot.
Ik sta tijdens de afwas een beetje bij te komen en herinner me dat ik, een tijdje geleden, van een bezoekje overdag aan mijn ouders naar huis toe liep. Ik hoorde het bestelbusje van Peter achter me aankomen. Dat geluid ken ik uit duizenden. Voor me was een parkeerplaats met een muurtje en ik dacht: als hij me nu van kant wil maken kan hij me zo van achter daartegen te pletter rijden. Ik liep door en deed alsof ik niets in de gaten had. Het riep een enorme spanning op, maar niet de angst die er was toen ik in paniek voor hem wegrende uit de caravan. Ik hoorde de auto afremmen en Peter kwam langszij rijden. Hij draaide het raampje van de auto open en vroeg hoe het met me ging.
“Goed,” antwoordde ik.
Hij twijfelde wat maar reed toch door. Spannend was het wel.
Opmerkelijk dat angstgevoelens zo verschillend kunnen zijn. De herinnering aan de vlucht uit de caravan is nu anders dan de werkelijkheid van het moment. Nu beleef ik het als een gebeurtenis uit het verleden. Toen het gebeurde was er een onderdrukte paniek die uitmondde in de vlucht. Daarvan ben ik nu de toeschouwer die het aan de lijve meemaakte en dat is een heel andere angst. De angst voor de angst is groot, maar is  geen paniek.
Ik ben altijd voorzichtig en kijk steeds of ik Peter ergens zie aankomen.
Ik val in slaap op de bank tot de jongens weer thuiskomen van de film. Emoties werken uitputtend. We gaan naar bed en de hele nacht slaap ik als een roos tot de volgende ochtend.

Het is bijna voorjaarsvakantie. Nu ik het autootje van oom mag gebruiken, zou ik er graag even met de jongens tussenuit willen. Even iets anders, weg van alle problemen en moeilijkheden. De Ardennen lijken me leuk.
Ruis zal het paspoort aan Peter vragen, want Mark staat op zijn document. Het is handiger dat hij er bij mij op komt te staan of dat hij er zelf een krijgt als ik ze mee op vakantie wil nemen. Maar Peter schijnt erg in de put te zitten en het is Ruis niet gelukt hem te benaderen. We moeten maar iets anders bedenken. Ik heb wat informatie ingewonnen over jeugdherbergen en hoor dat de regels veranderd zijn. Samen met de kinderen mag ik daar, zelfs op mijn leeftijd, nu toch gewoon gebruik van maken. Bof ik even, dat was vroeger anders.
’s Morgens eind februari vertrekken we met ons ‘gele gevaar’  in de richting van Giethoorn. We gaan naar het museum 'De Goede Aarde' en wandelen lekker langs de vaarten. We eten een patatje en rijden dan verder naar het noorden. Het is koud maar droog en helder vriesweer. Wat voel ik me wonderlijk vrij na zoveel jaren. Het is heerlijk met de kinderen op stap te zijn en zelf te beslissen waarheen,  bijna zorgeloos.
Onderweg in de auto heeft Tommy in het boekje een jeugdherberg in Grouw ontdekt. Bij de inschrijving krijgen we te horen dat we met de neus in de boter vallen. We kunnen nog boeken voor een midweek met allerlei activiteiten. We overleggen even samen en de jongens hebben er wel oren naar. Iedere dag is er iets anders te doen.
’s Avonds bij de maaltijd horen we dat er schaatsen op het programma staat. Het heeft gevroren, maar we hebben die gladde ijzers niet bij ons. We kunnen twee paar lenen en ik kan  nog een paar voor een tientje overnemen van een mede vakantiegangster,  waar haar zoontje uitgegroeid is. Zo kunnen we alle drie meedoen aan het schaatsuitje op een ondergelopen pleintje in een nabijgelegen dorp. We zingen als we onderweg in de bus zitten met de groep. Het zijn hoofdzakelijk alleenstaande moeders met jongere kinderen. Alle dagen zijn een feest. We bezoeken een museumboerderij drinken koffie met krentenwegge, kijken naar een prachtige diaserie in het kerkje op de Altvaersroute en wandelen door Makkum, waar we koffie drinken in een restaurantje dicht bij de sluis.
In de herberg teruggekomen vieren we St. Pieter. Drie vrouwen van de groep maken zich zwart en trekken pyjama's aan. Het is zo gezellig met al die verschillende mensen van twee tot zesenvijftig jaar. Het wordt een lange avond. Half vier gaan we naar bed de jongens incluis.
We gaan naar de veemarkt in Leeuwarden. Tussen al het vee in de hallen is ook veel leed te ontdekken. Ik zie een koe met een gebroken poot liggen en alle dieren zien er in mijn optie zo triest uit, nee dit is geen plek die ik aangenaam kan vinden. Ik merk dat ik mijn kop liever in het zand steek voor zoveel dierenleed, waar onmiddellijk mijn eigen emotionele ellende bij aanhaakt. Het grijpt me naar de keel. Dat is voor mij geen onverdeeld  genoegen.
De jongens hebben het naar hun zin. Tommy vindt deze vakantie nog leuker dan die we in Frankrijk doorbrachten samen met Anton, Lisa en hun dochtertje Petra.
Vrijdag na de lunch moeten we weer naar huis en ik rijd achter de, met bloemenstickers versierde ‘lelijke eend’ van Babs en de kinderen aan tot waar onze wegen zich scheiden. Dan wuiven we elkaar uitbundig gedag.
Die moeder van mij is toch ook een schat, heeft ze mijn hele huis opgeruimd en gepoetst. Als we thuis komen is alles spik en span. We hebben heel wat energie opgedaan en kunnen weer tegen een stootje. Het was een vermoeiende vakantie maar zo geweldig.
Peter zegt tegen Tommy dat hij dat ook wel leuk zou vinden, zo’n vakantie, maar dat hij er nooit de kans voor heeft gehad. Zou hij dat nu echt zelf geloven?

Peter is weer bezig. Ik hoor van Rina dat hij de muziek keihard draait en weer luidkeels schreeuwt dat hij de hele familie van kant zal maken. Om half twaalf ’s nachts is ze nog naar mijn ouders gegaan en heeft mijn moeder van ellende maar thee gezet. Ze konden toch niet slapen. Dat lijkt een vast, nachtelijk ritueel te worden bij ongemakken.
Ik probeer Ruis of Boersma te bellen, maar krijg ze geen van beiden te pakken. Ik wil hen vertellen dat het helemaal niet goed met hem gaat. En zo draaien we weer in een kringetje rond.
Ik ben een ander huis aan het zoeken, want hier is het veel te klein. Het is uiteindelijk een tijdelijke oplossing, dit flatje. Daar staat tegenover dat ik hier redelijk veilig zit door de intercom. Ik kan altijd vragen wie er aan de deur staat.
Af en toe zou ik medelijden met mezelf krijgen.  Vooral onder het strijken, dat is altijd een bezigheid om mezelf zielig te gaan vinden. Tijdens dat werkje stond ik voor de echtscheiding mijn hele wegloopactie voor te bereiden, want dan blijven mijn gedachten in een kringetje ronddraaien. Toen ik dat aan Rina vertelde kwam de lerares Engels in haar naar boven met de uitspraak: ‘Iron your troubles away.’
De school is weer begonnen en ik voel me nu alweer meegenomen door alle toestanden. De hele week zit vol repetities voor het overgangsrapport . Ik was laatst tot overmaat van ramp mijn portemonnee en wiskundeschrift vergeten. Ik moest geld voor de koffie lenen. Het scheelde weinig of ik barstte op school in huilen uit. Verdomde ellende. Ik heb mezelf een glaasje kersenbrandewijn ingeschonken en ben soep aan het koken, dat wekt de eetlust misschien een beetje op. Vanavond blijf ik lekker thuis en ga nog wat Franse woordjes leren. Verder wil ik nog even fijn gaan haken, breien, tekenen, of lezen en dan zie ik het hopelijk weer een beetje zitten. Als je niet af wilt knappen dan doe je het ook niet.

Mijn vader viert zijn verjaardag.  Hij is op een donderdag jarig en op die dag is het Peters gewoonte naar de kroeg te gaan. Ik voorzie vervelende dingen en zit daarover in. Het is me onmogelijk te genieten van de gezelligheid rond papa’s verjaardag. Ik zit de hele avond in de zenuwen. Ik hoop dat ik de enige ben, maar betwijfel dat. Wat is het moeilijk om los te komen van deze nare omstandigheden en mijn focus op iets anders te richten. Vroeger was het leuk om bij elkaar te wonen. We hadden veel gezelligheid aan elkaar. Nu is het een probleem.
Om tien uur horen we Peter de trap op gaan. Als we later op de avond afscheid nemen, staat hij boven hard op het raam te tikken en iedereen met zijn dronken kop uit te zwaaien.

Zondagavond gaat Tommy naar zijn vader. Hij wil wat platen op een audio bandje overnemen. Als hij nog maar net de deur uit is belt Rina me op. Het is helemaal mis. Even later komt Tommy al terug met de bekende verhalen. Hij heeft weer moordplannen en zal alles regelen voor de kinderen, mijn auto rijdt niet lang meer enzovoort.
Ik word er zo moe van en besluit maatregelen te nemen voor het geval  hij echt een keer uit zal voeren wat hij in zijn dolle kop haalt. Ik overleg met Rina en zij vindt het goed dat ik een testament bij de notaris laat maken waarin ik haar als voogd over de kinderen benoem. Dat gaat wel weer ten koste van het weinige geld dat ik heb, maar het lijkt me belangrijk. Mijn ouders brengen weer eens financieel uitkomst.
De notaris wijst mij op het feit dat dit door Peter aangevochten kan worden. Dat had ik wel vermoed, maar het geeft mij een beetje meer het gevoel dat ik mijn best heb gedaan. Ik ga er ook vanuit dat Peter de voogdij over de kinderen zal worden ontnomen als hij een misdaad begaat. Ik weet dan in ieder geval dat Rina gemachtigd is om beslissingen voor hen te nemen als ik er niet meer zou zijn en dat is goed, daar kan ik op vertrouwen. Ook dit is weer geregeld. Het kost me allemaal bergen energie en ik loop op de toppen van mijn tenen. Toch blijf ik in de basis, heel diep van binnen een gevoel van blijdschap herkennen, omdat ik weet dat het leven zonder deze man beter is dan met hem. Naast de ellende geniet ik nog steeds van alle dingen die er nu op mijn pad komen. Ik moet er niet aan denken dat ik toch bij hem zou zijn gebleven of dat ik naar hem terug zou zijn gegaan. Dat is pas echt een  nachtmerrie.
Vroeger als ik in de avond op Peter zat te wachten en me afvroeg hoe hij weer thuis zou komen, stelde ik me voor dat ik de politie zou bellen zodat ze hem aan konden houden voor dronken achter het stuur zitten. Die moed heb ik nooit op kunnen brengen. Ook stelde ik me voor dat hij een ongeluk zou veroorzaken en gehandicapt thuis zou komen te zitten. Ik wist dat ik hem dan niet meer in de steek zou laten. Dat betekende ook dat ik moest handelen en vertrekken voor hij ongelukken zou maken en het voor mij psychisch onmogelijk zou worden weg te gaan.
Nu ik bij hem weg ben en hij het ons zo moeilijk maakt, hoop ik soms dat hij een keer verongelukt. Ik vind dat je zoiets niet mag denken, maar kan er niet aan ontkomen. Wat zou het leven goed zijn zonder hem, maar ik vrees dat ik nooit van hem afkom. Het is zo onbegrijpelijk en onredelijk zoals hij denkt en doet. Was er maar iemand die vat op hem had en hem een beetje verstand bij kon brengen. Als hij normaal na zou                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                         denken, zou hij toch anders zijn. Hij wil steeds van de kinderen weten of er een ander is. Hij zou een extra reden hebben voor een moord. Ik hoop toch maar dat hij me laat leven.
Iedere keer raken de kinderen in zo’n toestand betrokken. Steeds weer probeert Tommy hem kalmerend toe te spreken. Mark heeft toen Peter met een mes zwaaide en dreigde: “Ik ga je moeder vermoorden!” zijn eigen zakmesje in de bielzen tafel gestoken en gezegd. “Als je het lef hebt dat te doen dan maak ik jou van kant!”
Ik hoop dat ze sterk genoeg zijn om al deze emoties op een goede manier te doorstaan. Ze zijn nog zo jong. Enfin de maand februari zijn we weer heelhuids doorgekomen.
Het nieuwste is dat Peter aan Mark heeft gevraagd of hij wat orchideeën voor me mee wil nemen die zijn baas kweekt. Af en toe transporteert Peter ze. Mark heeft nee gezegd. Hij heeft goed begrepen dat je zoiets niet kunt combineren met alle agressie. Ik ben benieuwd wanneer hij weer gaat schelden.

Ik heb dagelijks geïnformeerd hoe het gaat met papa en mama. Nu bel ik ze één keer niet en dan zijn de poppen weer aan het dansen. Ik maak een afspraak met Ruis en Rina gaat met me mee. Daar heb ik natuurlijk ook weer de zenuwen van, maar dat is nergens voor nodig, want Ruis is ontzettend rustig en aardig. Hij raadt me aan om met Boersma te gaan praten en hem om een urgentieverklaring te vragen voor een woning verder uit de buurt.
Wij kunnen wel verhuizen, maar daar zijn mijn ouders nog niet mee geholpen. Het huis is hun eigendom en Peter krijg je er niet zo eenvoudig uit. Rina mag Ruis ook meteen bellen als er weer iets gebeurt, of als er overlast is. Dat heb ik mijn ouders ook al verteld, maar de politie bellen, dat zullen ze waarschijnlijk niet doen.
Ik heb het de hele dag koud, misschien ook wel omdat ik zo mager ben. Het liefst verslaap ik mijn tijd, dan hoef ik nergens aan te denken. Ik moet gewoon maar bezig blijven dan gaat het wel. Wanneer ik stil kom te zitten,  word ik misselijk. Hopelijk krijg ik weer zin om iets te doen als de spanning wat is weggevloeid.
Als iemand me vraagt hoe het met me gaat is mijn standaard antwoord altijd ‘goed hoor’, maar op dit moment is dat een leugen. De eerlijkheid gebiedt me te zeggen  “Het gaat wel hoor.” Want dat ligt toch een beetje dichter bij de waarheid.
Ik kom uit de supermarkt met een doos boodschappen en jawel, daar staat hij weer.  Ik loop terug de winkel in en wacht tot ik hem weg zie rijden. Met knikkende knieën zet ik de boodschappen op de achterbank en rijd naar huis. Thuisgekomen zie ik hem in tegenovergestelde richting weer langsrijden en ik durf niet te stoppen voor de flat. Dus moet ik doorrijden alsof ik nog ergens anders naartoe ga. Goed oplettend rijd ik nog wat rond. Als ik niets zie stop ik voor ons appartement en vlucht naar boven de boodschappen in de auto achterlatend. Tommy haalt ze er later wel uit. Gelukkig liggen er geen diepgevroren boodschappen in.
Peter heeft Tommy later verteld dat hij heeft gezien hoe ik naar vluchtwegen zocht en Tom moet aanhoren:
“Als het niet vriendschappelijk kan, dan zal ik haar wel weten te vinden. Ik zal een giro machtiging voor jou laten maken voor als ik er zelf ook niet meer ben.”
Natuurlijk vertelt Tom me wat hij hoort en dat is beter voor het kind dan het te verzwijgen. Maar het betekent ook dat ik nauwelijks los kan komen van de dreigementen. Tot nog toe zat er heel diep verborgen nog steeds medelijden onder mijn gevoelens.
Ik wist niet dat ik ook kon haten.

Minister Deetman wil bezuiniging- en reorganisatieplannen voor het onderwijs invoeren. Ook daar houd ik me nu mee bezig. Het geeft natuurlijk de nodige afleiding. Ik ga naar de scholengemeenschap van Mark voor een vergadering. Met Rina, ga ik mee naar de kelder van het Stadhuis. Daar ontmoeten we ook nog mijn docenten en medestudentenstudenten van de volwasseneducatie. Na afloop zitten we met z’n allen in de kroeg om na te praten. Het is voor mij zo nieuw en anders. Het zijn de dingen die me op de been houden. Ik voel me betrokken en gezien.
Ik ben niet laat thuis. Tommy zegt geen boe of bah. Ik laat hem een tijdje pruttelen, maar als hij naar bed gaat, houd ik dat niet meer vol en ik ga naar hem toe.
“Ik vind het heel moeilijk als je zo stug reageert. Is er iets?”
“Ach ja, iedereen heeft weleens een baaldag.”
“Ja, dat begrijp ik. Net als ik wanneer ik weer eens van streek ben. Nou oké dan, welterusten lieverd.”
Even later komt hij zijn bed weer uit. Hij wil me een mop vertellen en wacht even tot ik klaar ben met mijn bezigheden.
“Waarom is het Turkse woordenboek zo dun?”
Ik weet het niet.
“Er staan geen werkwoorden in.”
Ik houd helemaal niet van dit soort moppen.
We schateren het uit van het lachen.

Regelmatig komt Boersma even met me praten. Dat vind ik heerlijk. Het lijkt iets van de spanning weg te nemen. Misschien omdat ik hem vertrouw en hoop dat hij daadwerkelijk invloed zal hebben. Ik vertel hem over school en dat ik diep in mijn hart graag filosofie zou willen studeren. Dat zal niet haalbaar zijn. Ten eerste zal ik nooit toestemming krijgen van de sociale dienst om te studeren en Boersma verzekert me dat het bijna onmogelijk is om als filosoof werk te krijgen. Ik haal goede cijfers, maar het is belangrijk dat ik een baan vind als ik diploma’s heb. Het zal iets praktisch moeten worden waar ik me in ga verdiepen.
Hij vindt het ook noodzakelijk dat ik een andere woning krijg, op een plek waar ik niet zo makkelijk meer met Peter geconfronteerd word. Verder weg uit deze omgeving. Hij belooft me contact op te nemen met de woningstichting.

Peter wil toch Tommy machtigen voor zijn girorekening.
 “Als de stoppen doorslaan kan Tommy aan het geld komen,”  zegt hij.
Hij heeft een videorecorder gekocht en ik moet nog steeds drieduizend gulden van hem hebben, de helft van de autowaarde. Het stoort me mateloos dat ik dat nog niet heb. Tommy brengt tot overmaat van ramp een pak koffie van Peter mee met de boodschap dat ik het geld zelf maar moet komen halen. Belachelijke situaties creëert hij. Wat moet ik in godsnaam met een pak koffie? Tommy terugsturen met het pakje koffie onder zijn arm? Dat wil ik hem niet aandoen, maar hij vindt het niet erg het pak terug te brengen en daar leg ik me dan maar bij neer. Wat moet ik anders? Het zijn zulke onbegrijpelijke situaties waar ik oplossingen voor wil bedenken. Maar zijn ze wel op te lossen?
Ruis zal contact met Peter opnemen over het geld, maar hij heeft hem nog steeds niet kunnen bereiken.
Met Ans ga ik naar Willem I. Daar treedt een vrouwenmuziekband op. Enkele vrouwen in de klas zijn lesbisch. Lidia de lerares biologie is er ook.  Het is zo´n andere omgeving dan een voetbalvereniging. Ik geniet met volle teugen van al die nieuwe indrukken. Ik heb het idee dat ik veel in te halen heb. Ik voel dat ik leef. De wereld is zoveel groter dan ik ooit heb ervaren. Nooit had ik durven vermoeden dat al deze nieuwe dingen op mijn pad zouden komen. Regelmatig zijn er nieuwe uitjes en gebeurtenissen waar ik mijn zinnen mee kan verzetten. Ze houden me overeind .
Ik ga met Klaas naar de  Mattheus Passion een van de muziekstukken  die ik zo geweldig vind. In de hal van het stadhuis zitten we op de eerste rij. Het is puur genieten. En ook lachen, want ik zie de tenor regelmatig met een schuin oog naar Klaas kijken. Het leidt me wel af van de muziek, maar ik vind het  leuk op te merken. Zie ik dat nu omdat ik met lesbiennes omga? In de pauze vraag ik Klaas of hij het ook in de gaten had en ja hoor, het was hem niet ontgaan. Hij wordt er wel vaker mee geconfronteerd.
Met Rina en haar collega’s  ga ik mee Indisch eten. Ik weet niet hoe ik het naar binnen moet werken. Wat is dat heet. Chinees is heel wat makkelijker te behappen. Ze zeggen dat het wel went. Daar ben ik van overtuigd, maar zo de eerste keer is het een hele eetervaring met weinig smaak en alleen maar brand.

Nu is er toch wel iets heel vervelends gebeurd. Ik ben erg kwaad op Mark geworden. Hij kan ook zo dwars zijn en luistert dan echt niet meer. Dat kan nog wat worden. Hij is pas een beginnende puber. Ik heb hem een mep verkocht. Het is voor het eerst dat ik sla en ik hoop ook voor het laatst. Ik voel me er schuldig over en ben tegelijkertijd nog steeds boos. Gelukkig hebben we daarna wel een uur gepraat. Dat is goed en ik zeg hem:
“Maakt niet uit wat er gebeurt Mark, als we maar samen blijven praten.”
Ik merk dat hij de scheiding en alle ellende daaromheen toch niet zo eenvoudig verwerkt. Hij lijkt er oppervlakkig gezien nogal makkelijk doorheen te sluizen, maar dat is schijn. Het doet hem veel meer dan hij aan de oppervlakte laat merken. Ik moet daar wat meer rekening mee gaan houden en er aandacht aan schenken.
Tommy schijnt een vriendinnetje te hebben. Hij wil nieuwe kleren kopen, maar ziet daar toch weer vanaf en zegt: “Ze wil me omdat ik ben zoals ik ben dus hoef ik me ook niet mooi aan te kleden.”
Zijn tanden poetst hij nu heel gedisciplineerd. Dat is ook wel het minste dat hij kan doen, heb ik hem verteld. Waar een vriendinnetje al niet goed voor is.
Er is een brief van de advocaat gekomen. Hij vraagt of hij het dossier af kan sluiten, omdat de echtscheiding verleden jaar al is uitgesproken. Ik zal hem vragen daar nog even mee te wachten in verband met de drieduizend gulden die ik nog moet krijgen.


1967-1969

In de zomer na de bevalling van Esther komt de vreugde langzamerhand weer in me terug en ik begin te genieten van het mooie weer en alle andere dingen om mij heen.
Eindelijk ga ik naar de dokter voor de pil die ik nu zonder problemen krijg.
Na enkele maanden, bij een controle brengt de huisarts me op een idee.
“Heb je al eens nagedacht of je er niet nog een kind bij wilt?” vaagt hij.
“Nee,”  twijfel ik, ”want als het dan weer verkeerd gaat…”.
“Waarom zou het weer verkeerd gaan. Alle onderzoeken hebben uitgewezen dat er niets is om je zorgen over te maken. Je bent gezond en er zijn geen afwijkingen gevonden. Dat het mis ging was puur toeval. Denk er maar eens over na en bespreek het met je man.”
Toeval…? Ik zwijg.
Deze keer zijn de voorstellen die hij doet zo gek nog niet. Als ik er zelf een beetje uit ben, stel ik het aan Peter voor en vraag hem wat hij ervan vindt. Peter vindt het goed en heeft geen enkel bezwaar er een tweede bij te nemen. Zelf ben ik zonder broertjes of zusjes opgegroeid en heb daar nooit hinder van ondervonden, maar twee kinderen, dat lijkt me toch wel een fijn idee. Dan heb ik liever twee kinderen met een niet te groot leeftijdsverschil. Zal ik dan maar stoppen met de pil?
Al heel snel ben ik weer in verwachting.
De zwangerschap verloopt  niet moeiteloos, want ik heb toch de neiging weer een vroeggeboorte te krijgen.
In de zevende maand van de zwangerschap word ik in het ziekenhuis opgenomen en krijg ik injecties om de vrucht vast te houden.
De laatste maanden ontfermt mijn moeder zich over Tommy en het huishouden met zoveel liefde en genegenheid. Iedere middag wandelt ze met Tommy naar het ziekenhuis om mij te bezoeken door weer, wind en de uitzonderlijke sneeuwhopen in maart.
 ‘s Avonds komt Peter op bezoek. Twee weken later mag ik weer een tijdje naar huis en moet ik het kalm aan doen.Als ik bijna uitgeteld ben, krijg ik contracties. Dan mogen de weeën doorzetten, omdat alles in orde lijkt te zijn.
 Als Tommy drieënhalf jaar is, wordt Mark geboren. Een gezond en vrolijk kind dat heel wat meer aandacht nodig heeft dan Tommy. Er zijn geen twee kinderen gelijk heb ik me laten vertellen en daar ben ik het volkomen mee eens.
Wanneer we thuiskomen met Mark mag Tommy hem vasthouden. Met uitgestrekte armpjes gaat hij op de bank zitten, helemaal klaar om van zijn broertje te houden.


Klaas is verliefd, niet op mij maar op een veel jongere leerling van de school waar hij lesgeeft. Ik heb het er verschrikkelijk moeilijk mee. Ik kan zo slecht afstand nemen van mijn gevoelens. Vanmorgen hebben we een hele tijd samen getelefoneerd. Hij zegt dat hij onze vriendschap echt niet wil missen. Dat wil ik ook niet. We doen zulke leuke dingen samen, maar kan ik dit wel aan?
Ik voel me een egoïst. Als ik verliefd zou worden op een ander zou ik daarvoor ook niet alle andere vriendschappen aan de kant willen zetten. Wil ik dan toch meer van hem dan een vriendschap? Meer dan dit lijkt er echt niet in te zitten. Wat me aan het lijntje houdt is dat hij zegt:
“Ach, misschien is deze verliefdheid maar een momentopname.”
En dat geeft me dan weer hoop. Alle theorieën die ik ooit over een goede relatie heb bedacht, staan op losse schroeven. Ik begrijp niets meer van mezelf en weet niet hoe ik hiermee om moet gaan. Ik ben blij dat ik school heb en daardoor ook gedwongen word me op andere dingen te concentreren.
Zaterdag heb ik weer een ‘buitenschilderles’ van hem. Ik weet niet of ik wel zal gaan. Ik zou willen dat ik op een vriendschappelijke manier aan hem kan denken. Waarom maak ik het toch zo moeilijk? Ik denk dat ik mezelf maar eens  flink onder handen moet nemen, maar de wil om er anders mee om te gaan, heeft me vandaag in ieder geval ontbroken. Het is toch te zot om los te lopen. Zoveel problemen waardoor ik me niet uit het veld laat slaan en om iemand waarmee ik niet eens een vaste relatie wil, laat ik me zo gaan. Ik hoef toch niet bang te zijn de vriendschap te verliezen? Of zit ik mezelf voor de gek te houden? Misschien voel ik me wel in mijn eer aangetast. Hoe zit dat toch met willen en kunnen? Waarom ontbreekt me de kracht om wat ik wil ook te kunnen?
Ik had me vandaag beter bezig kunnen houden met dingen die ik nog doen moet, het invullen van papieren voor Tommy´s school of strijken. Zo’n zelfmedelijden, dat heb ik lekker zitten voeden door niets te doen, dommelen, slapen en niet eten. Ik ga maar niet meer op de weegschaal staan. Ik voel me moe, moe van het denken. Hoe doe je dat, weigeren te lijden? Een borreltje? Nee, ik ben geen alcoholist. Eentje is genoeg, twee is gezellig. Morgen wil ik weer gelukkig zijn!
Ik ga toch naar de schilderles en na afloop drinken we met de hele groep koffie. Daarna praat ik op de parkeerplaats nog een tijdje met Klaas. Het is zo moeilijk tijdens zulke gesprekjes niet weer te vragen om een ontmoeting.
Ik heb gespijbeld van school, dat kan ik me veroorloven en het mag als je volwassen en je eigen baas bent. Ik voel me ziek en doorgedraaid. Ik wil het deze week maar eens rustig aan doen. Slapen is de enige manier om het pratertje in mijn hoofd wat rust te geven. Dat brein maalt maar door. Misschien brengt veel slapen alle zaken weer een beetje tot de normale proporties terug, want als ik slaap kan ik niet denken.
Tom heeft lekker gekookt. Ik hoef niet bang te zijn dat hij zich later afhankelijk van een vrouw op moet stellen, hij kan zich prima redden. Met het vriendinnetje dat hij uitzocht,  ben ik niet zo blij, maar goed, ik wacht het voorlopig rustig af. Ze zijn nog zo jong.
Met  Rina en wat collega’s gaan we weer Indisch eten. Dat went inderdaad wel, zoals ze me hebben verteld. Ik zoek iets minder heets uit en dat scheelt. Dit zijn van die avonden waar ik intens van geniet. De vrijheid die ik nu heb om zomaar uit eten te gaan met vrienden die nooit in het straatje van Peter gepast zouden hebben. Hij zou me daartoe ook nooit de gelegenheid  hebben gegeven.  Nu zit ik op de Korenmarkt en hoef niet bang te zijn dat hij me alle trappen afschopt. Uit angst zou ik niet zijn gegaan. Sterker nog, het zou niet in me opkomen zulke afspraken te maken.
We zitten met een tiental mensen aan een lange tafel boven en kijken, over de balustrade van de entresol, op de mensen die beneden van de maaltijd genieten. De schotels staan op tafel en de gesprekken zijn geamuseerd. Regelmatig klinkt ons  gelach door de ruimte. Er wordt gesproken over vakanties. Het zou leuk zijn om een plek te prikken op de kaart van Frankrijk waar ze elkaar één of twee dagen kunnen ontmoeten. Iedereen is in de grote vakantie van plan daar naar toe te gaan. Een leuk idee samen iets af te spreken.

Ruis heeft zeker avonddienst want vroeg in de avond belt hij me op en vertelt dat hij Peter eindelijk te pakken heeft gekregen. Ik kan het paspoort op komen halen. Over het geld praten we niet, maar even later komt Mark thuis van zijn vader met een enveloppe en duizend gulden. Op de enveloppe schrijft Peter: ‘Je kunt de rest persoonlijk komen halen.’ Daar heb ik toch niet van terug. Ik ben woest. Morgen zal ik de pas ophalen en dan zal ik Ruis meteen eens vertellen hoe belachelijk het is dat ik tot een ontmoeting met Peter wordt gechanteerd. Ik heb nog net zo lief dat hij erin stikt. De hele avond en een gedeelte van de nacht gaan er allerlei verhalen door me heen. Ik bedenk wat ik morgen allemaal zal zeggen en voer hele monologen tegen Ruis.
Als ik de volgende dag de pas van het bureau op ga halen, krijg ik van Ruis meteen de rest van het geld mee. Wat een opluchting. Ik heb dus voor niets van alles in mijn hoofd gehaald en me op zitten winden. Ik hoef hem niets van al die verhalen in mijn hoofd te vertellen. Wat een energieverspilling.
Mark weet dat het adres en telefoonnummer van Klaas bij Peter liggen. Nu herinner ik me weer dat Klaas vertelde dat er een mannetje een paar maal voorbij zijn huis is gewandeld die zo naar binnen keek. Zou dat dan toch Peter zijn geweest?
Rina zegt dat ik me daar niets van aan moet trekken. Natuurlijk heeft ze gelijk, maar toch…

Rachel komt uit Curaçao en heeft moeilijke jaren achter de rug. Ze zit bij mij in de klas en het klikt tussen ons. Ik ben bij haar op bezoek geweest in haar knusse huisje. Heel gezellig. We hebben veel raakvlakken. Het lijkt wel of de meeste vrouwen uit onze klas met dezelfde soort problemen te maken hebben. Verschillende vrouwen zijn net gescheiden of zitten er middenin. We willen wel een nieuwe relatie maar zonder bindingen. Daar hebben we al teveel ervaringen mee gehad. De nieuwe relaties die sommigen van ons hebben, geven problemen. Of die relaties nou homoseksueel of heteroseksueel zijn, dat maakt geen enkel verschil. Ik ben niet de enige met problemen. Voor de anderen weten we o zo goed wat ze zouden moeten doen en hoe ze ermee om zouden moeten gaan. Mijn vader zegt altijd: ‘problemen maken we zelf’ en daar zou hij weleens gelijk in kunnen hebben maar ja, maak ons dat maar eens wijs. Hart en hoofd lijken mijlenver uit elkaar te liggen. Intussen vinden we veel steun bij elkaar.
Rachel en ik wandelen regelmatig in de bossen rond haar huis en raken al lopend niet uitgepraat. Ze woont niet zover bij mij vandaan. Ze is het helemaal met me eens dat het beter zou zijn Klaas voorlopig niet meer te zien, zodat mijn emoties tot rust kunnen komen en ik meer afstand van hem kan nemen. Toch blijft de hoop op een duurzame vriendschap zwaar wegen. Ik heb al een hele tijd niets meer van me laten horen, maar als de telefoon gaat op een tijdstip dat hij het zou kunnen zijn, schrik ik en spelen mijn emoties behoorlijk op, maar hij belt praktisch nooit.
Als we terugkomen van onze wandelingen trakteren we ons op een likeurtje. Zittend in haar kleine snoepgoedhuisje nippen we voorzichtig aan het kristallen glaasje met bessen, ieder slokje aandachtig proevend. Zo intens genietend van het leven zitten we beiden op de top van de berg, totdat we er door moeilijke omstandigheden weer vanaf kieperen en onze nood bij elkaar klagen. Ook het opvoeden van de groter wordende kinderen met puberale neigingen valt ons vaak zwaar.




blz 114